Infinitievenoefening 1: Basisgebruik van de infinitief
2. Hij houdt ervan *kitap okumak*. (Hint: Na een werkwoord van houden van gebruik je de infinitief met -mak/-mek.)
3. Wij willen *gitmek* naar Istanbul. (Hint: Na “willen” volgt de infinitief zonder vervoeging.)
4. Kun jij *yüzmek*? (Hint: Na een modaal werkwoord staat de infinitief.)
5. Zij beginnen *öğrenmek* Turkse grammatica. (Hint: Na “beginnen” volgt de infinitief.)
6. Ik heb besloten *gitmek* naar het feest. (Hint: Na “besluiten” gebruik je de infinitief.)
7. Hij houdt ervan *dans etmek*. (Hint: Na “houden van” volgt de infinitief.)
8. Wij hopen *görmek* jou morgen. (Hint: Na “hopen” staat de infinitief.)
9. Je moet *çalışmak* hard voor het examen. (Hint: Na “moeten” volgt de infinitief.)
10. Zij weigeren *yardım etmek*. (Hint: Na “weigeren” gebruik je de infinitief.)
Infinitievenoefening 2: Infinitief met suffixen en combinaties
2. Hij is bang *konuşmaktan*. (Hint: Na een werkwoord dat angst uitdrukt, volgt de infinitief met -maktan/-mekten.)
3. Wij denken aan *gitmeyi*. (Hint: Na voorzetsels als “aan” gebruik je de infinitief met -meyi/-mayı.)
4. Kun jij het plezier van *yüzmeyi* voelen? (Hint: Gebruik de infinitief met -meyi/-mayı na bepaalde voorzetsels.)
5. Zij zijn geïnteresseerd in *öğrenmeyi*. (Hint: Na interesse volgt de infinitief met -meyi/-mayı.)
6. Ik heb zin om *gitmeye*. (Hint: Na “zin hebben om” gebruik je de infinitief met -meye/-maya.)
7. Hij praat over *dans etmekten*. (Hint: Na “praten over” gebruik je de infinitief met -mekten/-maktan.)
8. Wij dromen van *görmeyi*. (Hint: Na “dromen van” volgt de infinitief met -meyi/-mayı.)
9. Je bent moe van *çalışmaktan*. (Hint: Na “moe zijn van” gebruik je de infinitief met -maktan/-mekten.)
10. Zij zijn blij met *yardım etmeyi*. (Hint: Na “blij zijn met” volgt de infinitief met -meyi/-mayı.)