1. Ninapenda *kusoma* vitabu. (Hint: Het werkwoord begint met “ku-” en betekent “lezen”.)
2. Anataka *kula* chakula sasa. (Hint: Het werkwoord begint met “ku-” en betekent “eten”.)
3. Tunapanga *kuenda* sokoni baadaye. (Hint: Het werkwoord begint met “ku-” en betekent “gaan”.)
4. Tafadhali jaribu *kusema* kwa lugha ya Kiswahili. (Hint: Het werkwoord begint met “ku-” en betekent “spreken”.)
5. Watoto wanapenda *kucheza* uwanjani. (Hint: Het werkwoord begint met “ku-” en betekent “spelen”.)
6. Ninahitaji *kufanya* kazi nyumbani. (Hint: Het werkwoord begint met “ku-” en betekent “doen” of “maken”.)
7. Mwalimu anapenda *kufundisha* wanafunzi. (Hint: Het werkwoord begint met “ku-” en betekent “onderwijzen”.)
8. Tunaweza *kusafiri* kesho. (Hint: Het werkwoord begint met “ku-” en betekent “reizen”.)
9. Alijifunza *kuandika* barua. (Hint: Het werkwoord begint met “ku-” en betekent “schrijven”.)
10. Nilijaribu *kusikiliza* muziki. (Hint: Het werkwoord begint met “ku-” en betekent “luisteren”.)

1. Ninapenda *kusafisha* nyumba kila siku. (Hint: Het werkwoord begint met “ku-” en betekent “schoonmaken”.)
2. Tunahitaji *kufungua* dirisha. (Hint: Het werkwoord begint met “ku-” en betekent “openen”.)
3. Anapenda *kulala* mapema usiku. (Hint: Het werkwoord begint met “ku-” en betekent “slapen”.)
4. Tafadhali jaribu *kuchukua* kalamu hii. (Hint: Het werkwoord begint met “ku-” en betekent “nemen”.)
5. Watoto wanapenda *kupika* chakula. (Hint: Het werkwoord begint met “ku-” en betekent “koken”.)
6. Nilitaka *kuona* filamu mpya. (Hint: Het werkwoord begint met “ku-” en betekent “zien”.)
7. Tunaweza *kusafiri* kwa basi. (Hint: Het werkwoord begint met “ku-” en betekent “reizen”.)
8. Alijifunza *kuimba* wimbo mzuri. (Hint: Het werkwoord begint met “ku-” en betekent “zingen”.)
9. Mwalimu anashauria *kusoma* kila siku. (Hint: Het werkwoord begint met “ku-” en betekent “lezen” of “studeren”.)
10. Nilijaribu *kuelewa* somo hilo. (Hint: Het werkwoord begint met “ku-” en betekent “begrijpen”.)