Infinitiefoefeningen met werkwoorden in zinnen
2. Hij probeert *a învăța* Roemeens. (Hint: Na ‘probeert’ volgt de infinitief van ‘leren’.)
3. Wij houden ervan *a cânta* liedjes. (Hint: Na ‘houden ervan’ gebruik je de infinitief van ‘zingen’.)
4. Zij begint *a scrie* o carte. (Hint: ‘Begint’ wordt gevolgd door de infinitief van ‘schrijven’.)
5. Jij vergeet *a închide* ușa. (Hint: Na ‘vergeet’ komt de infinitief van ‘sluiten’.)
6. Ik hoop *a vedea* filmul mâine. (Hint: ‘Hoop’ vraagt om de infinitief van ‘zien’.)
7. We moeten *a pleca* acum. (Hint: Na ‘moeten’ volgt de infinitief van ‘vertrekken’.)
8. Ze besloot *a cumpăra* o mașină nouă. (Hint: ‘Besloot’ wordt gevolgd door de infinitief van ‘kopen’.)
9. Vrei *a bea* apă? (Hint: ‘Wil je’ wordt gevolgd door de infinitief van ‘drinken’.)
10. Îmi place *a călători* în străinătate. (Hint: Na ‘vind leuk’ gebruik je de infinitief van ‘reizen’.)
Infinitief na modale werkwoorden en voorzetsels
2. Poți *a vorbi* mai încet? (Hint: Na ‘kun je’ volgt de infinitief van ‘spreken’.)
3. Îți place *a asculta* muzică? (Hint: Na ‘vind je leuk’ komt de infinitief van ‘luisteren’.)
4. Înainte de *a mânca*, spălați-vă pe mâini. (Hint: Na ‘voor het’ volgt de infinitief van ‘eten’.)
5. După ce am terminat, am început *a citi*. (Hint: Na ‘ben begonnen met’ komt de infinitief van ‘lezen’.)
6. Este important *a fi* punctual. (Hint: Na ‘het is belangrijk’ komt de infinitief van ‘zijn’.)
7. Încercăm *a găsi* soluții bune. (Hint: Na ‘we proberen’ komt de infinitief van ‘vinden’.)
8. El a refuzat *a răspunde* la întrebare. (Hint: Na ‘hij weigerde’ volgt de infinitief van ‘antwoorden’.)
9. Am uitat *a cumpăra* pâine. (Hint: Na ‘ik ben vergeten’ komt de infinitief van ‘kopen’.)
10. Mulțumesc pentru ajutorul *a învăța*. (Hint: Na ‘dank voor de hulp bij’ volgt de infinitief van ‘leren’.)