Leer sneller talen met AI

Leer 5x sneller!

+ 52 Talen
Begin met leren

Infinitiefoefeningen voor Koreaanse grammatica

In deze oefening leer je hoe je het infinitief correct gebruikt in de Koreaanse grammatica. Het infinitief wordt vaak gebruikt na werkwoorden zoals ‘willen’, ‘kunnen’ of ‘moeten’ en in constructies met ‘gaan’ of ‘beginnen’. Let goed op de juiste vorm en volgorde van de werkwoorden om de zinnen grammaticaal correct te maken.

De meest efficiënte manier om een taal te leren

Probeer Talkpal gratis

Infinitiefoefeningen voor Koreaanse grammatica – Oefening 1

1. Ik wil *eten* (Gebruik het werkwoord ‘willen’ gevolgd door het infinitief van ‘eten’).
2. Hij kan *lopen* (Gebruik het werkwoord ‘kunnen’ gevolgd door het infinitief van ‘lopen’).
3. Wij moeten *studeren* (Gebruik het werkwoord ‘moeten’ gevolgd door het infinitief van ‘studeren’).
4. Jij gaat *slapen* (Gebruik het werkwoord ‘gaan’ gevolgd door het infinitief van ‘slapen’).
5. Zij begint te *lezen* (Gebruik het werkwoord ‘beginnen’ gevolgd door het infinitief van ‘lezen’).
6. De kinderen willen *spelen* (Gebruik het werkwoord ‘willen’ gevolgd door het infinitief van ‘spelen’).
7. Mijn moeder kan goed *zingen* (Gebruik het werkwoord ‘kunnen’ gevolgd door het infinitief van ‘zingen’).
8. Wij moeten vandaag *werken* (Gebruik het werkwoord ‘moeten’ gevolgd door het infinitief van ‘werken’).
9. Jij gaat morgen *zwemmen* (Gebruik het werkwoord ‘gaan’ gevolgd door het infinitief van ‘zwemmen’).
10. Hij begint te *schrijven* (Gebruik het werkwoord ‘beginnen’ gevolgd door het infinitief van ‘schrijven’).

Infinitiefoefeningen voor Koreaanse grammatica – Oefening 2

1. Ik wil *leren* Koreaans te spreken (Gebruik het werkwoord ‘willen’ gevolgd door het infinitief van ‘leren’).
2. Zij kan goed *dansen* (Gebruik het werkwoord ‘kunnen’ gevolgd door het infinitief van ‘dansen’).
3. Wij moeten elke dag *oefenen* (Gebruik het werkwoord ‘moeten’ gevolgd door het infinitief van ‘oefenen’).
4. Jij gaat nu *werken* (Gebruik het werkwoord ‘gaan’ gevolgd door het infinitief van ‘werken’).
5. Hij begint te *koken* (Gebruik het werkwoord ‘beginnen’ gevolgd door het infinitief van ‘koken’).
6. De studenten willen *reizen* naar Korea (Gebruik het werkwoord ‘willen’ gevolgd door het infinitief van ‘reizen’).
7. Zij kan heel snel *rennen* (Gebruik het werkwoord ‘kunnen’ gevolgd door het infinitief van ‘rennen’).
8. Wij moeten morgen *opruimen* (Gebruik het werkwoord ‘moeten’ gevolgd door het infinitief van ‘opruimen’).
9. Jij gaat straks *wandelen* (Gebruik het werkwoord ‘gaan’ gevolgd door het infinitief van ‘wandelen’).
10. Hij begint te *tekenen* (Gebruik het werkwoord ‘beginnen’ gevolgd door het infinitief van ’tekenen’).
Download talkpal app
Altijd en overal leren

Talkpal is een AI-gestuurde taaltutor. Het is de meest efficiënte manier om een taal te leren. Chat over een onbeperkt aantal interessante onderwerpen door te schrijven of te spreken terwijl je berichten ontvangt met realistische stem.

QR-code
App Store Google Play
Neem contact met ons op

Talkpal is een GPT-gestuurde AI-taaldocent. Verbeter je spreek-, luister-, schrijf- en uitspraakvaardigheid - Leer 5x Sneller!

Instagram TikTok Youtube Facebook LinkedIn X(twitter)

Languages

Learning


Talkpal, Inc., 2810 N Church St, Wilmington, Delaware 19802, US

© 2025 All Rights Reserved.


Trustpilot