Infinitieoefening 1: Basisvormen van de Arabische infinitief
2. Zij proberen *dakhala* (دخل) te begrijpen, wat ‘binnenkomen’ betekent. (Hint: Gebruik de infinitiefvorm van het werkwoord.)
3. Wij houden van *qara’a* (قرأ), dat ‘lezen’ betekent. (Hint: Infinitief na een werkwoord van voorkeur.)
4. Jij moet *shariba* (شرب) zeggen om ‘drinken’ uit te drukken. (Hint: Infinitief na een modaal werkwoord.)
5. Hij besluit *fa’ala* (فعل), het werkwoord voor ‘doen’, te gebruiken. (Hint: Infinitief als complement.)
6. De leraar vraagt ons *kataba* (كتب) te oefenen. (Hint: Infinitief na een werkwoord van verzoek.)
7. Ik hoop *sa’ala* (سأل) te begrijpen, wat ‘vragen’ betekent. (Hint: Infinitief na een werkwoord van hoop.)
8. Zij weigeren *dhahaba* (ذهب) te gaan. (Hint: Infinitief na een negatief modaal werkwoord.)
9. Wij plannen *jalasa* (جلس) te gebruiken, wat ‘zitten’ betekent. (Hint: Infinitief na een werkwoord van planning.)
10. Jij leert *sami’a* (سمع) kennen, wat ‘horen’ betekent. (Hint: Infinitief na een werkwoord van leren.)
Infinitieoefening 2: Infinitief na voorzetsels en werkwoorden
2. Wij denken aan *fa’ala* (فعل) doen. (Hint: Infinitief na het voorzetsel ‘aan’.)
3. Jij bent van plan *dhahaba* (ذهب) te vertrekken. (Hint: Infinitief na een uitdrukking van intentie.)
4. Zij zijn bezig met *qara’a* (قرأ) lezen. (Hint: Infinitief na het voorzetsel ‘met’.)
5. Ik heb besloten *sami’a* (سمع) te luisteren. (Hint: Infinitief na het werkwoord ‘besluiten’.)
6. Wij hopen op *sa’ala* (سأل) vragen. (Hint: Infinitief na het voorzetsel ‘op’.)
7. Hij is bang om *shariba* (شرب) te drinken. (Hint: Infinitief na een uitdrukking van angst.)
8. Jij kunt *jalasa* (جلس) zitten. (Hint: Infinitief na een modaal werkwoord.)
9. Zij weigeren om *dakhala* (دخل) binnen te gaan. (Hint: Infinitief na een negatief modaal werkwoord.)
10. Wij leren om *kataba* (كتب) te schrijven. (Hint: Infinitief na het werkwoord ‘leren’.)