1. *Eik* į kambarį! (Hint: Gebruik de imperatiefvorm van “eiti” – gaan, voor één persoon)
2. *Valyk* stalą dabar. (Hint: Imperatief van “valyti” – schoonmaken, enkelvoud)
3. *Rašyk* savo vardą. (Hint: Imperatief van “rašyti” – schrijven, enkelvoud)
4. *Sėdėk* tyliai. (Hint: Imperatief van “sėdėti” – zitten, enkelvoud)
5. *Paimk* mano knygą. (Hint: Imperatief van “paimti” – nemen, enkelvoud)
6. *Gerk* vandenį. (Hint: Imperatief van “gerti” – drinken, enkelvoud)
7. *Atidaryk* langą. (Hint: Imperatief van “atidaryti” – openen, enkelvoud)
8. *Bėk* greičiau! (Hint: Imperatief van “bėgti” – rennen, enkelvoud)
9. *Žiūrėk* į mane. (Hint: Imperatief van “žiūrėti” – kijken, enkelvoud)
10. *Dirbk* sunkiai. (Hint: Imperatief van “dirbti” – werken, enkelvoud)

1. *Eikite* į mokyklą! (Hint: Gebruik de imperatiefvorm van “eiti” – gaan, voor meerdere personen)
2. *Valykite* grindis. (Hint: Imperatief van “valyti” – schoonmaken, meervoud)
3. *Rašykite* laišką. (Hint: Imperatief van “rašyti” – schrijven, meervoud)
4. *Sėdėkite* ramiai. (Hint: Imperatief van “sėdėti” – zitten, meervoud)
5. *Paimkite* mano krepšį. (Hint: Imperatief van “paimti” – nemen, meervoud)
6. *Gerkite* arbatos. (Hint: Imperatief van “gerti” – drinken, meervoud)
7. *Atidarykite* duris. (Hint: Imperatief van “atidaryti” – openen, meervoud)
8. *Bėkite* į lauką! (Hint: Imperatief van “bėgti” – rennen, meervoud)
9. *Žiūrėkite* į ekraną. (Hint: Imperatief van “žiūrėti” – kijken, meervoud)
10. *Dirbkite* kartu. (Hint: Imperatief van “dirbti” – werken, meervoud)