Oefening 1: Hulpwerkwoorden gebruiken in de tegenwoordige tijd
2. Zij *etmektedir* altijd haar huiswerk op tijd. (Hint: Hulpwerkwoord “etmek” in de onvoltooide tegenwoordige tijd)
3. Wij *oluyoruz* blij om je te zien. (Hint: “olmak” in de tegenwoordige tijd, eerste persoon meervoud)
4. Jij *etmektesin* je best tijdens de les. (Hint: Tegenwoordige tijd van “etmek” voor “jij”)
5. Hij *olmaktadır* een goede vriend. (Hint: Formele vorm van “olmak” in de tegenwoordige tijd)
6. Jullie *etmektesiniz* altijd veel werk. (Hint: Meervoud, formele tegenwoordige tijd van “etmek”)
7. Ik *oluyorum* moe na een lange dag. (Hint: “olmak” + bijvoeglijk naamwoord in de tegenwoordige tijd)
8. Zij *etmektedir* haar best om te slagen. (Hint: Hulpwerkwoord “etmek” in de derde persoon enkelvoud)
9. Wij *oluyoruz* vrienden voor altijd. (Hint: “olmak” in de tegenwoordige tijd voor wij)
10. Jij *etmektesin* veel moeite met leren. (Hint: Tegenwoordige tijd, tweede persoon enkelvoud van “etmek”)
Oefening 2: Hulpwerkwoorden gebruiken in de verleden tijd
2. Hij *etti* zijn werk heel snel. (Hint: Verleden tijd van “etmek” voor derde persoon enkelvoud)
3. Wij *olduk* blij met het nieuws. (Hint: Verleden tijd van “olmak” voor eerste persoon meervoud)
4. Jij *ettin* het huis schoonmaken. (Hint: Verleden tijd van “etmek” voor tweede persoon enkelvoud)
5. Zij *oldu* laat vanavond. (Hint: Verleden tijd van “olmak” voor derde persoon enkelvoud)
6. Jullie *ettiniz* een mooi feest. (Hint: Verleden tijd van “etmek” voor tweede persoon meervoud)
7. Ik *oldum* moe na het werk. (Hint: Verleden tijd van “olmak” eerste persoon enkelvoud)
8. Zij *etti* haar best op school. (Hint: Verleden tijd van “etmek” derde persoon enkelvoud)
9. Wij *olduk* vrienden in dat jaar. (Hint: Verleden tijd van “olmak” eerste persoon meervoud)
10. Jij *ettin* alles perfect. (Hint: Verleden tijd van “etmek” tweede persoon enkelvoud)