Hulpwerkwoordenoefeningen voor Nepalese grammatica – Oefening 1: Tegenwoordige tijd
2. Zij *छिन्* (zijn) in de bibliotheek. Hint: Meervoudsvorm van ‘zijn’ in de tegenwoordige tijd.
3. Jij *छौ* (bent) mijn beste vriend. Hint: Informele vorm van ‘zijn’ voor ‘jij’ in tegenwoordige tijd.
4. Wij *छौं* (zijn) klaar met huiswerk. Hint: Vorm van ‘zijn’ voor ‘wij’ in tegenwoordige tijd.
5. De leraar *छ* (is) erg streng. Hint: Enkelvoudige vorm van ‘zijn’ voor derde persoon.
6. De kinderen *छन्* (zijn) in het park. Hint: Meervoudsvorm van ‘zijn’ voor derde persoon.
7. Jij *छौ* (bent) erg slim. Hint: Informele vorm van ‘zijn’ voor ‘jij’.
8. Mijn ouders *छन्* (zijn) op vakantie. Hint: Meervoudsvorm van ‘zijn’ voor derde persoon.
9. De hond *छ* (is) in de tuin. Hint: Enkelvoudige vorm van ‘zijn’ voor derde persoon.
10. Wij *छौं* (zijn) vrienden voor altijd. Hint: Vorm van ‘zijn’ voor ‘wij’ in tegenwoordige tijd.
Hulpwerkwoordenoefeningen voor Nepalese grammatica – Oefening 2: Verleden tijd
2. Zij *थे* (waren) erg blij met het nieuws. Hint: Meervoudsvorm van ‘zijn’ in verleden tijd.
3. Jij *थियौ* (was) op school vanmorgen. Hint: Informele vorm van ‘zijn’ voor ‘jij’ verleden tijd.
4. Wij *थियौं* (waren) samen in het museum. Hint: Vorm van ‘zijn’ voor ‘wij’ verleden tijd.
5. De leraar *थिए* (was) streng gisteren. Hint: Enkelvoudige vorm van ‘zijn’ verleden tijd.
6. De kinderen *थे* (waren) in het park gisteren. Hint: Meervoudsvorm van ‘zijn’ verleden tijd.
7. Jij *थियौ* (was) erg moe gisteren. Hint: Informele vorm van ‘zijn’ verleden tijd.
8. Mijn ouders *थे* (waren) thuis de hele dag. Hint: Meervoudsvorm van ‘zijn’ verleden tijd.
9. De hond *थियो* (was) buiten in de regen. Hint: Enkelvoudige vorm van ‘zijn’ verleden tijd.
10. Wij *थियौं* (waren) blij met het resultaat. Hint: Vorm van ‘zijn’ voor ‘wij’ verleden tijd.