Oefening 1: Gebruik van het hulpwerkwoord ‘sedang’ voor de tegenwoordige duurvorm
2. Wij *sedang* eten in het restaurant. (Let op het gebruik van ‘sedang’ bij een handeling die nu gebeurt)
3. Zij *sedang* speelt voetbal in het park. (Gebruik ‘sedang’ voor een voortdurende actie)
4. Jij *sedang* leert Maleis. (Duid aan dat iets op dit moment gaande is met ‘sedang’)
5. De kinderen *sedang* kijken naar de televisie. (Gebruik ‘sedang’ voor de duurvorm)
6. Mijn moeder *sedang* kookt in de keuken. (Gebruik ‘sedang’ om aan te geven dat iets nu gebeurt)
7. Wij *sedang* schrijven een brief. (Duid aan dat de actie aan de gang is met ‘sedang’)
8. Hij *sedang* werkt aan zijn project. (Gebruik ‘sedang’ bij een lopende activiteit)
9. Jullie *sedang* luisteren naar muziek. (Gebruik ‘sedang’ om een actie die nu plaatsvindt te tonen)
10. De docent *sedang* legt de grammatica uit. (Gebruik ‘sedang’ voor iets wat op dit moment gebeurt)
Oefening 2: Gebruik van het hulpwerkwoord ‘akan’ voor de toekomende tijd
2. Zij *akan* volgende week verhuizen. (Duid aan dat iets in de toekomst gebeurt met ‘akan’)
3. Wij *akan* een feest organiseren volgende maand. (Gebruik ‘akan’ bij plannen in de toekomst)
4. Jij *akan* later bellen. (Gebruik ‘akan’ om toekomstige intenties uit te drukken)
5. De leraar *akan* morgen het examen geven. (Gebruik ‘akan’ voor toekomstige gebeurtenissen)
6. Hij *akan* volgend jaar studeren in Maleisië. (Gebruik ‘akan’ om toekomst aan te geven)
7. Jullie *akan* binnenkort op vakantie gaan. (Gebruik ‘akan’ om plannen in de toekomst te tonen)
8. De kinderen *akan* straks spelen in de tuin. (Gebruik ‘akan’ voor iets wat gaat gebeuren)
9. Mijn ouders *akan* volgende week bezoek krijgen. (Gebruik ‘akan’ om toekomst aan te geven)
10. Wij *akan* over een uur eten. (Gebruik ‘akan’ bij toekomstige acties)