Hulpwerkwoordenoefeningen voor tegenwoordige tijd
2. Ти *си* среќен (gebruik het juiste hulpwerkwoord voor ‘jij bent’).
3. Тој *е* студент (gebruik het hulpwerkwoord voor ‘hij is’).
4. Ние *сме* пријатели (gebruik het juiste hulpwerkwoord voor ‘wij zijn’).
5. Вие *сте* на училиште (gebruik het juiste hulpwerkwoord voor ‘jullie zijn’).
6. Тие *се* дома (gebruik het hulpwerkwoord voor ‘zij zijn’).
7. Јас *морам* да одам (gebruik het hulpwerkwoord dat ‘moeten’ uitdrukt in de tegenwoordige tijd).
8. Ти *сакаш* да учиш (gebruik het hulpwerkwoord dat ‘willen’ uitdrukt).
9. Тој *може* да помогне (gebruik het hulpwerkwoord dat ‘kunnen’ uitdrukt).
10. Ние *треба* да работиме (gebruik het hulpwerkwoord dat ‘moeten’ aangeeft).
Hulpwerkwoordenoefeningen voor verleden tijd
2. Ти *беше* на работа (gebruik het juiste hulpwerkwoord in verleden tijd voor ‘jij was’).
3. Тој *беше* болен (gebruik het hulpwerkwoord in verleden tijd voor ‘hij was’).
4. Ние *бевме* среќни (gebruik het hulpwerkwoord voor ‘wij waren’ in verleden tijd).
5. Вие *бевте* на училиште (gebruik het hulpwerkwoord voor ‘jullie waren’ verleden tijd).
6. Тие *беа* дома (gebruik het hulpwerkwoord voor ‘zij waren’ verleden tijd).
7. Јас *сакав* да одам (gebruik het hulpwerkwoord voor ‘willen’ in verleden tijd).
8. Ти *можеше* да помогнеш (gebruik het hulpwerkwoord voor ‘kunnen’ in verleden tijd).
9. Тој *требаше* да работи (gebruik het hulpwerkwoord voor ‘moeten’ in verleden tijd).
10. Ние *мавме* време (gebruik het hulpwerkwoord voor ‘hebben’ in verleden tijd).