Hulpwerkwoordenoefeningen voor de IJslandse grammatica – Oefening 1
2. Hún *mun* koma á morgun. (Gebruik het hulpwerkwoord voor toekomende tijd)
3. Við *höfum* borðað kvöldverð. (Gebruik het hulpwerkwoord voor de voltooid tegenwoordige tijd)
4. Þeir *vilja* fara í bíó. (Gebruik het hulpwerkwoord dat een wens of wil uitdrukt)
5. Ég *get* talað íslensku. (Gebruik het hulpwerkwoord dat mogelijkheid aangeeft)
6. Hún *var* að vinna þegar ég hitti hana. (Gebruik het hulpwerkwoord voor verleden tijd van ‘zijn’ in combinatie met een onvoltooid werkwoord)
7. Við *þurfum* að læra meira. (Gebruik het hulpwerkwoord dat noodzaak aangeeft)
8. Þeir *ættu* að koma fyrr. (Gebruik het hulpwerkwoord voor een suggestie of aanbeveling)
9. Ég *má* fara út að leika. (Gebruik het hulpwerkwoord dat toestemming aangeeft)
10. Hún *vill* ekki koma með okkur. (Gebruik het hulpwerkwoord dat een wens uitdrukt)
Hulpwerkwoordenoefeningen voor de IJslandse grammatica – Oefening 2
2. Hann *var* að fara heim þegar síminn hringdi. (Gebruik het hulpwerkwoord in de verleden tijd met onvoltooid werkwoord)
3. Við *munum* sjá hvort það rigni. (Gebruik het hulpwerkwoord voor toekomstige tijd)
4. Þú *getur* hjálpað mér, ekki satt? (Gebruik het hulpwerkwoord dat mogelijkheid uitdrukt)
5. Hún *vil* frekar drekka kaffi en te. (Gebruik het hulpwerkwoord dat voorkeur uitdrukt)
6. Þeir *þurfa* að vinna í verkefninu. (Gebruik het hulpwerkwoord dat noodzaak uitdrukt)
7. Ég *má* ekki fara á partýið í kvöld. (Gebruik het hulpwerkwoord dat verbod of beperking aangeeft)
8. Við *höfum* séð myndina áður. (Gebruik het hulpwerkwoord voor voltooid tegenwoordige tijd)
9. Hún *ætti* að læra meira fyrir prófið. (Gebruik het hulpwerkwoord dat advies of een aanbeveling uitdrukt)
10. Þeir *vilja* ferðast til útlanda næsta sumar. (Gebruik het hulpwerkwoord dat wens of intentie aangeeft)