Oefening 1: Huidige progressieve tijd vormen
1. Ik *பாடிக்கிறேன்* (pāḍikkiṟēṉ) nu een liedje zingen. (Hint: gebruik de stam van het werkwoord ‘zingen’ + -கிறேன் voor ‘ik’)
2. Jij *எழுதுகிறாய்* (eḻuthukirāy) nu een brief schrijven. (Hint: gebruik de stam van ‘schrijven’ + -கிறாய் voor ‘jij’)
3. Hij *வந்திருக்கிறான்* (vantirukkiṟāṉ) nu naar huis komen. (Hint: werkwoord ‘komen’ + -இருக்கிறான் voor ‘hij’)
4. Zij (enkelvoud) *தின்னுகிறாள்* (tiṉṉukiṟāḷ) nu eten. (Hint: stam ‘eten’ + -கிறாள் voor ‘zij’ enkelvoud)
5. Wij *போகிறோம்* (pōkiṟōm) nu naar school gaan. (Hint: stam ‘gaan’ + -கிறோம் voor ‘wij’)
6. Jullie *கடிக்கிறீர்கள்* (kaṭikkiṟīrkaḷ) nu hard werken. (Hint: stam ‘werken’ + -கிறீர்கள் voor ‘jullie’)
7. Zij (meervoud) *நடக்கிறார்கள்* (naṭakkiṟārkaḷ) nu buiten lopen. (Hint: stam ‘lopen’ + -கிறார்கள் voor ‘zij’ meervoud)
8. Ik *சோதிக்கிறேன்* (cōtikkiṟēṉ) nu de toets maken. (Hint: stam ‘maken/doen’ + -கிறேன் voor ‘ik’)
9. Jij *கேட்கிறாய்* (kēṭkiṟāy) nu muziek luisteren. (Hint: stam ‘luisteren’ + -கிறாய் voor ‘jij’)
10. Zij (enkelvoud) *நடக்கிறாள்* (naṭakkiṟāḷ) nu naar het park wandelen. (Hint: stam ‘wandelen’ + -கிறாள் voor ‘zij’ enkelvoud)
2. Jij *எழுதுகிறாய்* (eḻuthukirāy) nu een brief schrijven. (Hint: gebruik de stam van ‘schrijven’ + -கிறாய் voor ‘jij’)
3. Hij *வந்திருக்கிறான்* (vantirukkiṟāṉ) nu naar huis komen. (Hint: werkwoord ‘komen’ + -இருக்கிறான் voor ‘hij’)
4. Zij (enkelvoud) *தின்னுகிறாள்* (tiṉṉukiṟāḷ) nu eten. (Hint: stam ‘eten’ + -கிறாள் voor ‘zij’ enkelvoud)
5. Wij *போகிறோம்* (pōkiṟōm) nu naar school gaan. (Hint: stam ‘gaan’ + -கிறோம் voor ‘wij’)
6. Jullie *கடிக்கிறீர்கள்* (kaṭikkiṟīrkaḷ) nu hard werken. (Hint: stam ‘werken’ + -கிறீர்கள் voor ‘jullie’)
7. Zij (meervoud) *நடக்கிறார்கள்* (naṭakkiṟārkaḷ) nu buiten lopen. (Hint: stam ‘lopen’ + -கிறார்கள் voor ‘zij’ meervoud)
8. Ik *சோதிக்கிறேன்* (cōtikkiṟēṉ) nu de toets maken. (Hint: stam ‘maken/doen’ + -கிறேன் voor ‘ik’)
9. Jij *கேட்கிறாய்* (kēṭkiṟāy) nu muziek luisteren. (Hint: stam ‘luisteren’ + -கிறாய் voor ‘jij’)
10. Zij (enkelvoud) *நடக்கிறாள்* (naṭakkiṟāḷ) nu naar het park wandelen. (Hint: stam ‘wandelen’ + -கிறாள் voor ‘zij’ enkelvoud)
Oefening 2: Huidige progressieve zinnen herkennen en gebruiken
1. Hij *ஓடிக்கொள்கிறான்* (ōṭikkoḷkiṟāṉ) nu snel rennen. (Hint: stam ‘rennen’ + -கொள்கிறான் om nadruk op voortzetting te leggen)
2. Zij (meervoud) *பாடிக்கொள்கிறார்கள்* (pāḍikkoḷkiṟārkaḷ) nu samen zingen. (Hint: stam ‘zingen’ + -கொள்கிறார்கள் voor ‘zij’ meervoud)
3. Wij *நடக்கிக்கொள்கிறோம்* (naṭakkikkoḷkiṟōm) nu langs het strand lopen. (Hint: stam ‘lopen’ + -கொள்கிறோம் voor ‘wij’)
4. Jij *எழுதிக்கொள்கிறாய்* (eḻuttikkoḷkiṟāy) nu een verhaal schrijven. (Hint: stam ‘schrijven’ + -கொள்கிறாய் voor ‘jij’)
5. Ik *படிக்கிறேன்* (paṭikkiṟēṉ) nu voor het examen studeren. (Hint: stam ‘studeren’ + -கிறேன் voor ‘ik’)
6. Zij (enkelvoud) *நினைக்கிறாள்* (niṉaikkiṟāḷ) nu aan haar familie denken. (Hint: stam ‘denken’ + -கிறாள் voor ‘zij’ enkelvoud)
7. Jullie *பேசுகிறீர்கள்* (pēsukiṟīrkaḷ) nu Tamil spreken. (Hint: stam ‘spreken’ + -கிறீர்கள் voor ‘jullie’)
8. Hij *உணவுக் குழுவுடன் சாப்பிடுகிறான்* (uṇavuk kuḻuvugaḷuṭaṉ sāppiṭukiṟāṉ) nu met de groep eten. (Hint: stam ‘eten’ + -கிறான் voor ‘hij’)
9. Wij *நடக்கிறோம்* (naṭakkiṟōm) nu naar de markt lopen. (Hint: stam ‘lopen’ + -கிறோம் voor ‘wij’)
10. Jij *காண்கிறாய்* (kāṇkiṟāy) nu iets interessants zien. (Hint: stam ‘zien’ + -கிறாய் voor ‘jij’)
2. Zij (meervoud) *பாடிக்கொள்கிறார்கள்* (pāḍikkoḷkiṟārkaḷ) nu samen zingen. (Hint: stam ‘zingen’ + -கொள்கிறார்கள் voor ‘zij’ meervoud)
3. Wij *நடக்கிக்கொள்கிறோம்* (naṭakkikkoḷkiṟōm) nu langs het strand lopen. (Hint: stam ‘lopen’ + -கொள்கிறோம் voor ‘wij’)
4. Jij *எழுதிக்கொள்கிறாய்* (eḻuttikkoḷkiṟāy) nu een verhaal schrijven. (Hint: stam ‘schrijven’ + -கொள்கிறாய் voor ‘jij’)
5. Ik *படிக்கிறேன்* (paṭikkiṟēṉ) nu voor het examen studeren. (Hint: stam ‘studeren’ + -கிறேன் voor ‘ik’)
6. Zij (enkelvoud) *நினைக்கிறாள்* (niṉaikkiṟāḷ) nu aan haar familie denken. (Hint: stam ‘denken’ + -கிறாள் voor ‘zij’ enkelvoud)
7. Jullie *பேசுகிறீர்கள்* (pēsukiṟīrkaḷ) nu Tamil spreken. (Hint: stam ‘spreken’ + -கிறீர்கள் voor ‘jullie’)
8. Hij *உணவுக் குழுவுடன் சாப்பிடுகிறான்* (uṇavuk kuḻuvugaḷuṭaṉ sāppiṭukiṟāṉ) nu met de groep eten. (Hint: stam ‘eten’ + -கிறான் voor ‘hij’)
9. Wij *நடக்கிறோம்* (naṭakkiṟōm) nu naar de markt lopen. (Hint: stam ‘lopen’ + -கிறோம் voor ‘wij’)
10. Jij *காண்கிறாய்* (kāṇkiṟāy) nu iets interessants zien. (Hint: stam ‘zien’ + -கிறாய் voor ‘jij’)
Download talkpal app 
_icon.svg){kind=icon}
