Oefening 1: Huidige progressieve zinnen invullen
2. Ik *ben* nu aan het eten (gebruik het hulpwerkwoord voor de progressieve vorm).
3. Wij *zijn* nu aan het studeren (let op de meervoudsvorm van het hulpwerkwoord).
4. Hij *is* nu aan het lopen (gebruik het juiste hulpwerkwoord voor hij/zij/het).
5. Jullie *zijn* nu aan het praten (meervoudsvorm van het hulpwerkwoord).
6. Zij *zijn* nu aan het schrijven (meervoudsvorm, actie aan de gang).
7. Ik *ben* aan het luisteren naar muziek (eerste persoon enkelvoud hulpwerkwoord).
8. Zij *is* nu aan het slapen (derde persoon enkelvoud hulpwerkwoord).
9. Wij *zijn* nu aan het werken (meervoudsvorm, actie in uitvoering).
10. Hij *is* nu aan het rijden (derde persoon enkelvoud, actie nu bezig).
Oefening 2: Huidige progressieve vorm van werkwoorden herkennen
2. Ik *ben* aan het wachten op de bus (eerste persoon enkelvoud hulpwerkwoord).
3. Zij *is* aan het koken (derde persoon enkelvoud hulpwerkwoord).
4. Wij *zijn* aan het dansen (meervoudsvorm van het hulpwerkwoord).
5. Jullie *zijn* aan het zingen (meervoud, actie nu bezig).
6. Hij *is* aan het zwemmen (derde persoon enkelvoud, actie aan de gang).
7. Ik *ben* aan het lezen van een boek (eerste persoon enkelvoud hulpwerkwoord).
8. Zij *is* aan het schrijven van een brief (derde persoon enkelvoud hulpwerkwoord).
9. Wij *zijn* aan het reizen naar het buitenland (meervoudsvorm).
10. Hij *is* aan het spelen met zijn vrienden (derde persoon enkelvoud).