Oefening 1: Huidige progressieve tijd – Werkwoorden met ‘-mas’
2. Ta *loeb* raamatu praegu. (Gebruik het werkwoord ‘lezen’ in de huidige progressieve vorm.)
3. Meie *jõuame* praegu kohale. (Gebruik de juiste tegenwoordige tijdsvorm die aangeeft dat jullie nu aankomen.)
4. Nad *söövad* õuna praegu. (Gebruik de correcte vorm van het werkwoord ‘eten’ die aangeeft dat de handeling nu plaatsvindt.)
5. Sa *räägid* minuga praegu. (Gebruik de vorm van het werkwoord die aangeeft dat je nu spreekt.)
6. Lapsed *mängivad* pargis praegu. (Gebruik de juiste vorm van het werkwoord ‘spelen’ in de huidige progressieve tijd.)
7. Ta *joob* vett praegu. (Gebruik de correcte vorm van ‘drinken’ die aangeeft dat het nu gebeurt.)
8. Me *õpime* eesti keelt praegu. (Gebruik de tegenwoordige progressieve vorm van ‘leren’.)
9. Te *kirjutate* kirja praegu. (Gebruik de juiste werkwoordsvorm voor ‘schrijven’ in de huidige tijd.)
10. Nad *kuulavad* muusikat praegu. (Gebruik de werkwoordsvorm die aangeeft dat ze nu luisteren.)
Oefening 2: Huidige progressieve tijd met plaatsbepalingen
2. Me *istume* kohvikus praegu. (Gebruik de tegenwoordige tijdsvorm van ‘zitten’ die laat zien dat het nu gebeurt.)
3. Sa *kirjutad* laua taga praegu. (Gebruik de juiste werkwoordsvorm voor ‘schrijven’ in de huidige progressieve tijd.)
4. Nad *tantsivad* laval praegu. (Gebruik de juiste vorm van het werkwoord die aangeeft dat ze nu dansen.)
5. Ta *magab* voodis praegu. (Gebruik de correcte vorm van ‘slapen’ in de tegenwoordige tijd.)
6. Meie *ujume* basseinis praegu. (Gebruik de juiste vorm van ‘zwemmen’ die aangeeft dat het nu gebeurt.)
7. Te *vaatate* televiisorit praegu. (Gebruik de juiste werkwoordsvorm voor ‘kijken’ in de huidige tijd.)
8. Lapsed *joonistavad* klassis praegu. (Gebruik de juiste vorm van ’tekenen’ die aangeeft dat ze nu bezig zijn.)
9. Ta *telefonib* kontoris praegu. (Gebruik de werkwoordsvorm die aangeeft dat hij/zij nu telefoneert.)
10. Me *koristame* toas praegu. (Gebruik de juiste vorm van ‘schoonmaken’ in de huidige progressieve tijd.)