1. Maile *tin* kitaab kinē (Gebruik het Nepalees woord voor ‘drie’).
2. Uhaāṅlāī *pānch* chīz haru chāhiye (Gebruik het Nepalees woord voor ‘vijf’).
3. Haamīlāī *ek* jana sikshak cha (Gebruik het Nepalees woord voor ‘één’).
4. Tyo ghar *dūi* tala ko ho (Gebruik het Nepalees woord voor ’twee’).
5. Usle *sāt* chhātrā haru lai padhāyo (Gebruik het Nepalees woord voor ‘zeven’).
6. Ma sanga *āṭ* pyālā chan (Gebruik het Nepalees woord voor ‘acht’).
7. Tiniharū *chau* jana chhan (Gebruik het Nepalees woord voor ‘zes’).
8. Hāmīlāī *nau* din chhuttī cha (Gebruik het Nepalees woord voor ‘negen’).
9. Uhaṅlāī *das* rūpiyā dinu parcha (Gebruik het Nepalees woord voor ’tien’).
10. Yo phal bāzār mā *sāṭ* rūpiyā mā parcha (Gebruik het Nepalees woord voor ’twintig’).

1. Mero bhaai *pā̃ch* barsa ko chha (Gebruik het Nepalees woord voor ‘vijf’).
2. Tyo bāgh mā *tehi* janā chan (Gebruik het Nepalees woord voor ‘drie’).
3. Maile *dūi* kilo ālu kinē (Gebruik het Nepalees woord voor ’twee’).
4. Uhaṅlāī *ek* ghanta parkhnu parcha (Gebruik het Nepalees woord voor ‘één’).
5. Tiniharū *das* jana chan (Gebruik het Nepalees woord voor ’tien’).
6. Yo samasya *sāt* din samma hal huncha (Gebruik het Nepalees woord voor ‘zeven’).
7. Ma sanga *chau* chhura chan (Gebruik het Nepalees woord voor ‘zes’).
8. Hāmīlāī *nau* chhutti dinu parcha (Gebruik het Nepalees woord voor ‘negen’).
9. Tyo kitab *āṭ* rupiyā ko ho (Gebruik het Nepalees woord voor ‘acht’).
10. Uhaṅlāī *bīs* din chhutti cha (Gebruik het Nepalees woord voor ’twintig’).