1. De *червоний* (rood, mannelijk) appel ligt op tafel. Hint: appel (яблуко) is onzijdig.
2. Ik zie een *гарна* (mooi, vrouwelijk) bloem in de tuin. Hint: bloem (квітка) is vrouwelijk.
3. Hij heeft een *великий* (groot, mannelijk) hond. Hint: hond (пес) is mannelijk.
4. Het *старе* (oud, onzijdig) huis staat aan de straat. Hint: huis (дім) is mannelijk, maar hier gebruik je onzijdig bijvoeglijk naamwoord voor het woord “будинок” (huis).
5. Zij draagt een *нова* (nieuw, vrouwelijk) jas. Hint: jas (куртка) is vrouwelijk.
6. Dit is een *смачне* (lekker, onzijdig) gerecht. Hint: gerecht (страва) is vrouwelijk, let op uitzonderingen.
7. De *маленький* (klein, mannelijk) kat slaapt. Hint: kat (кіт) is mannelijk.
8. Ik heb een *гарна* (mooi, vrouwelijk) tas gekocht. Hint: tas (сумка) is vrouwelijk.
9. Het *тепле* (warm, onzijdig) water stroomt uit de kraan. Hint: water (вода) is vrouwelijk, maar “вода” is vrouwelijk, “вода” vraagt vrouwelijk bijvoeglijk naamwoord.
10. Hij leest een *цікавий* (interessant, mannelijk) boek. Hint: boek (книга) is vrouwelijk.

1. De *новий* (nieuw, mannelijk) dag begint. Hint: dag (день) is mannelijk.
2. Zij draagt een *красива* (mooi, vrouwelijk) jurk. Hint: jurk (сукня) is vrouwelijk.
3. Wij eten *смачне* (lekker, onzijdig) brood. Hint: brood (хліб) is mannelijk.
4. Het *багато* (veel, onzijdig) werk is gedaan. Hint: werk (робота) is vrouwelijk.
5. Hij heeft een *старий* (oud, mannelijk) vriend. Hint: vriend (друг) is mannelijk.
6. De *зелена* (groen, vrouwelijk) boom staat in het park. Hint: boom (дерево) is onzijdig.
7. Ik drink een *гарячий* (heet, mannelijk) thee. Hint: thee (чай) is mannelijk.
8. Zij leest een *цікава* (interessant, vrouwelijk) krant. Hint: krant (газета) is vrouwelijk.
9. Het *холодне* (koud, onzijdig) weer komt snel. Hint: weer (погода) is vrouwelijk.
10. De *маленький* (klein, mannelijk) jongen speelt buiten. Hint: jongen (хлопчик) is mannelijk.