Oefening 1: Kies het juiste geslacht van het zelfstandig naamwoord
2. De *автомобил* is snel. (Hint: Mannelijk zelfstandig naamwoord, vaak zonder uitgang)
3. Het *дете* speelt in de tuin. (Hint: Onzijdig zelfstandig naamwoord, eindigt op -е)
4. De *книга* ligt op tafel. (Hint: Vrouwelijk zelfstandig naamwoord, eindigt op -а)
5. De *пријател* komt morgen. (Hint: Mannelijk zelfstandig naamwoord, vaak zonder uitgang)
6. Het *јаболко* is zoet. (Hint: Onzijdig zelfstandig naamwoord, eindigt op -о)
7. De *учителка* geeft les. (Hint: Vrouwelijk zelfstandig naamwoord, eindigt op -ка)
8. De *пиштол* is op tafel. (Hint: Mannelijk zelfstandig naamwoord, vaak zonder uitgang)
9. Het *море* is blauw. (Hint: Onzijdig zelfstandig naamwoord, eindigt op -е)
10. De *жена* werkt hard. (Hint: Vrouwelijk zelfstandig naamwoord, eindigt op -а)
Oefening 2: Pas het bijvoeglijk naamwoord aan op het geslacht van het zelfstandig naamwoord
2. Таа има *убава* книга. (Hint: Vrouwelijk bijvoeglijk naamwoord, eindigt vaak op -а)
3. Тоа е *малo* дете. (Hint: Onzijdig bijvoeglijk naamwoord, eindigt vaak op -о)
4. Имаме *нов* пријател. (Hint: Mannelijk bijvoeglijk naamwoord)
5. Секој има *среќна* жена. (Hint: Vrouwelijk bijvoeglijk naamwoord)
6. Тој гледа *плавo* море. (Hint: Onzijdig bijvoeglijk naamwoord)
7. Имаме *умен* учител. (Hint: Mannelijk bijvoeglijk naamwoord)
8. Таа носи *црвена* торба. (Hint: Vrouwelijk bijvoeglijk naamwoord)
9. Тоа е *топлo* јаболко. (Hint: Onzijdig bijvoeglijk naamwoord)
10. Тие имаат *стар* пиштол. (Hint: Mannelijk bijvoeglijk naamwoord)