Gerundsoefeningen voor Hebreeuwse grammatica – Deel 1
2. Jij bent *כותב* (schrijven, werkwoord in gerundium) een brief naar je vriend.
3. Zij is *קוראת* (lezen, werkwoord in gerundium) een interessant boek.
4. Wij zijn *מדברים* (spreken, werkwoord in gerundium) met elkaar in het Hebreeuws.
5. Jullie zijn *שומעים* (horen, werkwoord in gerundium) muziek in de klas.
6. Hij is *רואה* (zien, werkwoord in gerundium) een mooie film.
7. Ik ben *עובד* (werken, werkwoord in gerundium) aan mijn huiswerk.
8. Zij zijn *משחקים* (spelen, werkwoord in gerundium) buiten in het park.
9. Wij zijn *אוכלים* (eten, werkwoord in gerundium) samen in de keuken.
10. Jij bent *שותה* (drinken, werkwoord in gerundium) water na het sporten.
Gerundsoefeningen voor Hebreeuwse grammatica – Deel 2
2. Ik ben *כותב* (schrijven, werkwoord in gerundium) een verhaal voor school.
3. Jij bent *קורא* (lezen, werkwoord in gerundium) de krant in de ochtend.
4. Wij zijn *לומדים* (leren, werkwoord in gerundium) nieuwe woorden.
5. Hij is *מדבר* (spreken, werkwoord in gerundium) met de leraar.
6. Jullie zijn *עובדים* (werken, werkwoord in gerundium) aan een project.
7. Zij zijn *שותים* (drinken, werkwoord in gerundium) thee in de middag.
8. Ik ben *רואה* (zien, werkwoord in gerundium) de vogels in de tuin.
9. Jij bent *שומע* (horen, werkwoord in gerundium) het geluid van de regen.
10. Wij zijn *משחקים* (spelen, werkwoord in gerundium) een bordspel samen.