Oefening 1: Kies het juiste geslacht van het bijvoeglijk naamwoord
2. Я бачу *новую* кнігу. (Hint: vrouwelijke vorm van ‘nieuw’)
3. У мяне ёсць *сіняе* акно. (Hint: onzijdige vorm van ‘blauw’)
4. Ён носіць *зялёны* капялюш. (Hint: mannelijke vorm van ‘groen’)
5. Яна п’е *гарачую* гарбатy. (Hint: vrouwelijke vorm van ‘heet’)
6. Дзе *вялікае* дрэва? (Hint: onzijdige vorm van ‘groot’)
7. Мы чытаем *цікавы* артыкул. (Hint: mannelijke vorm van ‘interessant’)
8. У яе ёсць *прыгожая* сукенка. (Hint: vrouwelijke vorm van ‘mooi’)
9. Гэта *маленькае* дзіця. (Hint: onzijdige vorm van ‘klein’)
10. Я бачу *моцнага* чалавека. (Hint: mannelijke vorm van ‘sterk’)
Oefening 2: Vul het juiste geslacht in bij het zelfstandig naamwoord
2. Яна мае прыгожую *дзяўчыну*. (Hint: vrouwelijke vorm van ‘meisje’)
3. Гэта вялікае *акно*. (Hint: onzijdige vorm van ‘raam’)
4. Ён бачыць *стол*. (Hint: mannelijke vorm van ’tafel’)
5. У пакоі стаіць новая *лампа*. (Hint: vrouwelijke vorm van ‘lamp’)
6. Дзе маленькае *жывёла*? (Hint: onzijdige vorm van ‘dier’)
7. Яны купілі *дом*. (Hint: mannelijke vorm van ‘huis’)
8. Яна чытае *газету*. (Hint: vrouwelijke vorm van ‘krant’)
9. У мяне ёсць *мора*. (Hint: onzijdige vorm van ‘zee’)
10. Ён гаворыць пра *сябра*. (Hint: mannelijke vorm van ‘vriend’)