1. A casa *la* és gran. (Gebruik het bepaald lidwoord voor zelfstandige naamwoorden die een bekende plaats aangeven.)
2. Vull comprar *un* llibre. (Gebruik het onbepaald lidwoord bij iets dat niet specifiek is.)
3. El cotxe *del* meu pare és nou. (Gebruik de samentrekking van de + el bij bezit.)
4. M’agrada *l’*estiu perquè fa calor. (Gebruik het bepaald lidwoord voor zelfstandige naamwoorden die met een klinker beginnen.)
5. No veig *els* meus amics avui. (Gebruik het meervoud bepaald lidwoord voor bepaalde personen of dingen.)
6. Ha comprat *una* casa a la ciutat. (Gebruik het onbepaald lidwoord bij iets nieuws of onbekends.)
7. Els nens juguen a *la* plaça. (Gebruik het bepaald lidwoord bij een bekende locatie.)
8. Tinc *uns* amics que viuen a Girona. (Gebruik het onbepaald meervoud lidwoord bij meerdere onbekende personen.)
9. Hem anat a *l’*escola nova. (Gebruik het bepaald lidwoord voor zelfstandige naamwoorden die met een klinker beginnen.)
10. Vaig veure *el* teu germà ahir. (Gebruik het bepaald lidwoord bij bekende personen.)

1. *Parlo* català cada dia. (Het onderwerp kan worden weggelaten omdat de werkwoordsvorm duidelijk is.)
2. *Vaig* al mercat a comprar fruita. (Persoonlijk voornaamwoord is niet nodig bij duidelijke vervoeging.)
3. *Estem* estudiant per l’examen. (Het onderwerp is duidelijk uit het werkwoord, dus geen voornaamwoord nodig.)
4. *Menja* una poma cada matí. (Onderwerp wordt vaak weggelaten als het uit de context blijkt.)
5. *Cantem* una cançó junts. (Persoonlijk voornaamwoord is optioneel bij duidelijke vervoeging.)
6. *Viu* a Barcelona des de fa dos anys. (Weglating van het voornaamwoord is normaal in het Catalaans.)
7. *Anem* a la platja demà. (Onderwerp wordt niet altijd expliciet genoemd in het Catalaans.)
8. *Llegeixo* un llibre interessant. (Het werkwoord geeft het onderwerp duidelijk aan.)
9. *Dorm* molt bé aquesta nit. (Persoonlijk voornaamwoord is vaak overbodig.)
10. *Escric* cartes als meus amics. (Weglating van het voornaamwoord komt veel voor in de spreektaal.)