Futuro Semplice/Condizionale Presente Oefeningen voor Italiaanse grammatica

Grammar cheat sheet for quick language revision 

De toekomstige tijd, oftewel de ‘Futuro Semplice’ in het Italiaans, duidt op een actie die nog moet plaatsvinden. Deze werkwoordstijd is vergelijkbaar met de toekomstige tijd in het Nederlands en wordt gevormd door een specifieke set van uitgangen toe te voegen aan de stam van het werkwoord. Deze oefeningen helpen je om je vaardigheden in het gebruik van de ‘Futuro Semplice’ in het Italiaans te verbeteren.

Aan de andere kant heb je de ‘Condizionale Presente’, wat de tegenwoordige voorwaardelijke wijs is. Deze tijd wordt gebruikt om wensen, adviezen, of mogelijkheden uit te drukken en wordt ook gevormd door unieke uitgangen aan de stam van het werkwoord toe te voegen. Deze oefeningen zijn bedoeld om je kennis van het gebruik van de ‘Condizionale Presente’ in de Italiaanse taal te oefenen.

Futuro Semplice Oefening

Lucia *(visiterà)* il museo domani. (bezoeken)

Non sono sicuro che loro *(venderanno)* la casa. (verkopen)

Quando *(andrai)* in pensione? (gaan)

Penso che lui *(finirà)* il lavoro entro stasera. (afmaken)

Se tutto va bene, noi *(partiremo)* in vacanza a luglio. (vertrekken)

Quando il semaforo *(diventerà)* verde, potrai attraversare. (worden)

Lei mi ha detto che tu *(tornerai)* presto. (terugkeren)

*(Costruiranno)* una nuova scuola qui? (bouwen)

Domani *(pioverà)*? (regenen)

I ragazzi *(gioceranno)* a calcio nel parco. (spelen)

Paolo *(prenderà)* il treno delle cinque. (nemen)

*(Mangeremo)* tutti insieme questa sera. (eten)

*(Studierò)* per l’esame tutta la notte. (studeren)

Lei *(scriverà)* una lettera alla sua amica. (schrijven)

Il gatto *(salterà)* sul davanzale della finestra. (springen)

Condizionale Presente Oefening

Se avessi l’opportunità, *(visiterei)* il Giappone. (bezoeken)

*(Mangerei)* un gelato, ma sto a dieta. (eten)

Lei ti *(aiuterebbe)* se solo glielo chiedessi. (helpen)

Lui *(verrebbe)* con noi, ma deve lavorare. (komen)

Noi *(faremmo)* una passeggiata, se non piovesse. (maken)

Tu *(saresti)* più felice se cambiasse lavoro. (zijn)

Se non fosse così tardi, *(guarderei)* un film. (kijken)

Senza queste restrizioni, *(viaggerebbero)* di più. (reizen)

Cosa *(diresti)* tu al mio posto? (zeggen)

Se potesse, lui *(dormirebbe)* otto ore ogni notte. (slapen)

Se fossi in te, *(leggerei)* le istruzioni prima di cominciare. (lezen)

*(Vivrei)* in campagna, se avessi i soldi. (wonen)

Forse *(prenderemmo)* un cane, se avessimo più spazio. (nemen)

Se ci incontrassimo, *(parleremmo)* delle vecchie volte. (praten)

*((Potrei))* aiutarti domani, se non sarò troppo impegnato. (kunnen)

Talkpal is een AI-gestuurde taaltutor. Leer 57+ talen 5x sneller met revolutionaire technologie.

LEER SNELLER TALEN
MET AI

Leer 5x Sneller