1. Eu *falo* português todos os dias. (Hint: werkwoord falar, eerste persoon enkelvoud, tegenwoordige tijd)
2. Tu *estudas* para o exame agora. (Hint: werkwoord estudar, tweede persoon enkelvoud, tegenwoordige tijd)
3. Ele *trabalha* no escritório. (Hint: werkwoord trabalhar, derde persoon enkelvoud, tegenwoordige tijd)
4. Nós *moramos* perto da praia. (Hint: werkwoord morar, eerste persoon meervoud, tegenwoordige tijd)
5. Vocês *viajam* muito no verão. (Hint: werkwoord viajar, tweede persoon meervoud, tegenwoordige tijd)
6. Elas *compram* roupas novas. (Hint: werkwoord comprar, derde persoon meervoud vrouwelijk, tegenwoordige tijd)
7. Eu *escuto* música clássica. (Hint: werkwoord escutar, eerste persoon enkelvoud, tegenwoordige tijd)
8. Tu *pagas* a conta no restaurante. (Hint: werkwoord pagar, tweede persoon enkelvoud, tegenwoordige tijd)
9. Ele *anda* de bicicleta todos os dias. (Hint: werkwoord andar, derde persoon enkelvoud, tegenwoordige tijd)
10. Nós *jogamos* futebol aos sábados. (Hint: werkwoord jogar, eerste persoon meervoud, tegenwoordige tijd)

1. Eu *fui* ao mercado ontem. (Hint: werkwoord ir, eerste persoon enkelvoud, verleden tijd)
2. Tu *tiveste* uma boa ideia. (Hint: werkwoord ter, tweede persoon enkelvoud, verleden tijd)
3. Ele *fez* o trabalho rápido. (Hint: werkwoord fazer, derde persoon enkelvoud, verleden tijd)
4. Nós *estivemos* em casa no fim de semana. (Hint: werkwoord estar, eerste persoon meervoud, verleden tijd)
5. Vocês *disseram* a verdade. (Hint: werkwoord dizer, tweede persoon meervoud, verleden tijd)
6. Elas *foram* ao cinema na sexta-feira. (Hint: werkwoord ir, derde persoon meervoud vrouwelijk, verleden tijd)
7. Eu *pude* ajudar ontem. (Hint: werkwoord poder, eerste persoon enkelvoud, verleden tijd)
8. Tu *quiseste* viajar para Portugal. (Hint: werkwoord querer, tweede persoon enkelvoud, verleden tijd)
9. Ele *soube* a resposta correta. (Hint: werkwoord saber, derde persoon enkelvoud, verleden tijd)
10. Nós *tivemos* um bom jantar. (Hint: werkwoord ter, eerste persoon meervoud, verleden tijd)