1. म विद्यालय जान्छु (Gebruik de eenvoudige tegenwoordige tijd van ‘gaan’).
2. उनी खाना खान्छिन् (Gebruik de eenvoudige tegenwoordige tijd van ‘eten’).
3. हामी पुस्तक पढ्छौं (Gebruik de eenvoudige tegenwoordige tijd van ‘lezen’).
4. तिमी खेलौ (Gebruik de eenvoudige tegenwoordige tijd van ‘spelen’).
5. म पानी पिउँछु (Gebruik de eenvoudige tegenwoordige tijd van ‘drinken’).
6. उनीहरु गीत गाउछन् (Gebruik de eenvoudige tegenwoordige tijd van ‘zingen’).
7. ऊ दौडन्छ (Gebruik de eenvoudige tegenwoordige tijd van ‘rennen’).
8. म साथीलाई भेट्छु (Gebruik de eenvoudige tegenwoordige tijd van ‘ontmoeten’).
9. उनी स्कूल जान्छिन् (Gebruik de eenvoudige tegenwoordige tijd van ‘gaan’).
10. हामी घर सफा गर्छौं (Gebruik de eenvoudige tegenwoordige tijd van ‘schoonmaken’).

1. म विद्यालय जान्दैछु (Gebruik de progressieve vorm van ‘gaan’, actie gebeurt nu).
2. उनी खाना खाइरहेकी छिन् (Gebruik de progressieve vorm van ‘eten’, actie gebeurt nu).
3. हामी पुस्तक पढ्दैछौं (Gebruik de progressieve vorm van ‘lezen’, actie gebeurt nu).
4. तिमी खेल्दैछौ (Gebruik de progressieve vorm van ‘spelen’, actie gebeurt nu).
5. म पानी पिइरहेको छु (Gebruik de progressieve vorm van ‘drinken’, actie gebeurt nu).
6. उनीहरु गीत गाइरहेका छन् (Gebruik de progressieve vorm van ‘zingen’, actie gebeurt nu).
7. ऊ दौडिरहेको छ (Gebruik de progressieve vorm van ‘rennen’, actie gebeurt nu).
8. म साथीलाई भेट्दैछु (Gebruik de progressieve vorm van ‘ontmoeten’, actie gebeurt nu).
9. उनी स्कूल जान्दैछिन् (Gebruik de progressieve vorm van ‘gaan’, actie gebeurt nu).
10. हामी घर सफा गर्दैछौं (Gebruik de progressieve vorm van ‘schoonmaken’, actie gebeurt nu).