Eenvoudige tegenwoordige tijd versus tegenwoordige progressieve tijd
2. Ik *ям* mijn ontbijt nu. (Gebruik de progressieve vorm om iets aan te geven dat nu gebeurt)
3. Wij *ходим* naar school elke dag. (Eenvoudige tijd voor herhaalde handeling)
4. Jij *говориш* met hem op dit moment. (Progressieve tijd voor lopende actie)
5. Hij *работи* in een kantoor. (Eenvoudige tijd voor vaste situatie)
6. Zij *пише* een brief nu. (Progressieve vorm voor actie die nu plaatsvindt)
7. Ik *гледам* altijd tv na het avondeten. (Eenvoudige tijd voor gewoonte)
8. Wij *слушаме* muziek op dit moment. (Progressieve tijd voor lopende handeling)
9. Jij *играеш* voetbal elke zaterdag. (Eenvoudige tijd voor regelmaat)
10. Hij *пие* кафе nu. (Progressieve vorm voor actie die nu gebeurt)
Verleden tijd: eenvoudige versus progressieve vorm
2. Zij *четеше* een boek toen ik binnenkwam. (Progressieve vorm voor lopende actie in verleden)
3. Wij *гледахме* een film afgelopen weekend. (Eenvoudige verleden tijd voor gebeurtenis)
4. Hij *работеше* toen de telefoon ging. (Progressieve vorm voor actie die bezig was)
5. Ik *пих* thee vanochtend. (Eenvoudige verleden tijd voor afgeronde handeling)
6. Jij *говореше* met haar toen ik arriveerde. (Progressieve vorm in verleden voor lopende actie)
7. Zij *пиша* een brief gisteren. (Eenvoudige verleden tijd voor voltooide actie)
8. Wij *слушахме* muziek toen het begon te regenen. (Progressieve vorm verleden tijd voor actie in uitvoering)
9. Hij *ходи* naar de winkel eerder vandaag. (Eenvoudige verleden tijd voor voltooide handeling)
10. Ik *ядях* toen de deurbel ging. (Progressieve vorm verleden tijd voor lopende actie)