Eenvoudige tegenwoordige tijd in het Slowaaks
2. Ty *pozeráš* televíziu každý večer. (Gebruik de eenvoudige vorm van ‘kijken’ voor een herhaalde actie.)
3. On *pracuje* v škole. (Gebruik de eenvoudige tegenwoordige tijd van ‘werken’, feitelijke toestand.)
4. My *chodíme* do parku každý deň. (Gebruik de eenvoudige vorm van ‘gaan’, voor een gewoonte.)
5. Vy *hovoríte* po slovensky veľmi dobre. (Gebruik de eenvoudige tegenwoordige tijd van ‘spreken’.)
6. Oni *študujú* na univerzite. (Gebruik de eenvoudige vorm van ‘studeren’ voor een feitelijke situatie.)
7. Ja *píšem* list kamarátovi. (Gebruik de eenvoudige tegenwoordige tijd van ‘schrijven’, zonder nadruk op nu.)
8. Ty *varíš* večeru každý deň. (Gebruik de eenvoudige vorm van ‘koken’, een dagelijkse activiteit.)
9. On *hrá* futbal v sobotu. (Gebruik de eenvoudige tegenwoordige tijd van ‘spelen’, een vaste afspraak.)
10. My *učíme* slovenčinu. (Gebruik de eenvoudige tegenwoordige tijd van ‘leren’.)
Doorlopende vorm in het Slowaaks (priebehový čas)
2. Ty *pozeráš* televíziu momentálne. (Gebruik de doorlopende tijd van ‘kijken’ nu op dit moment.)
3. On *pracuje* práve v tejto chvíli. (Gebruik de doorlopende vorm van ‘werken’ voor een actie die nu bezig is.)
4. My *chodíme* do parku, ale teraz *sme* doma. (Gebruik doorlopende vorm als je wilt benadrukken dat een actie bezig is.)
5. Vy *hovoríte* po slovensky teraz v triede. (Gebruik de doorlopende vorm voor een lopende handeling.)
6. Oni *študujú* práve na skúšku. (Gebruik de doorlopende vorm van ‘studeren’ voor een huidige activiteit.)
7. Ja *píšem* list práve teraz. (Gebruik de doorlopende vorm van ‘schrijven’ voor een lopende actie.)
8. Ty *varíš* večeru práve v kuchyni. (Gebruik de doorlopende vorm om aan te geven dat de actie nu gebeurt.)
9. On *hrá* futbal práve v parku. (Gebruik de doorlopende vorm van ‘spelen’ nu op dit moment.)
10. My *učíme* slovenčinu práve teraz. (Gebruik de doorlopende vorm voor een lopende activiteit.)