1. Я *буду* дома заўтра. (Gebruik de toekomende tijd van “быць” voor “ik”)
2. Ты *будзеш* працаваць на наступным тыдні. (Gebruik de toekomende tijd van “быць” voor “jij”)
3. Ён *будзе* вучыць новую мову. (Gebruik de toekomende tijd van “быць” voor “hij”)
4. Мы *будзем* глядзець фільм увечары. (Gebruik de toekomende tijd van “быць” voor “wij”)
5. Вы *будзеце* пісаць артыкул заўтра. (Gebruik de toekomende tijd van “быць” voor “jullie/u”)
6. Яны *будуць* гуляць у футбол пасля школы. (Gebruik de toekomende tijd van “быць” voor “zij”)
7. Мая сястра *будзе* спяваць на канцэрце. (Gebruik de toekomende tijd van “быць” voor “zij” enkelvoud vrouwelijk)
8. Наш сябар *будзе* чытаць кнігу вечарам. (Gebruik de toekomende tijd van “быць” voor “hij”)
9. Вы *будзеце* ехаць у Мінск заўтра. (Gebruik de toekomende tijd van “быць” voor “jullie/u”)
10. Мы *будзем* дапамагаць табе з праектам. (Gebruik de toekomende tijd van “быць” voor “wij”)

1. Я *прачнуся* рана заўтра. (Gebruik het voltooide aspect om een toekomstige actie aan te geven)
2. Ты *будзеш* чытаць газету пасля сняданку. (Gebruik het onvoltooide aspect voor een herhaalde actie)
3. Ён *схавае* падарунак у шафу. (Gebruik het voltooide aspect voor een eenmalige actie)
4. Мы *будзем* рыхтаваць вячэру разам. (Gebruik het onvoltooide aspect voor een proces in de toekomst)
5. Яны *завершаць* праект да пятніцы. (Gebruik het voltooide aspect voor een afgeronde actie in de toekomst)
6. Ты *будзеш* гуляць у парку пасля школы. (Gebruik het onvoltooide aspect voor een toekomstige gewoonte)
7. Ён *напіша* ліст свайму сябру. (Gebruik het voltooide aspect voor een toekomstige actie)
8. Мы *будзем* слухаць музыку вечарам. (Gebruik het onvoltooide aspect voor een toekomstige activiteit)
9. Вы *прайдзеце* выпрабаванне на наступным тыдні. (Gebruik het voltooide aspect voor een afgeronde actie)
10. Я *буду* працаваць над праектам заўтра ўвечары. (Gebruik het onvoltooide aspect voor een toekomstige handeling)