Derde voorwaardelijke oefeningen 1
2. Als zij eerder *was vertrokken*, had ze de trein gehaald. (Gebruik de verleden voltooide tijd van ‘vertrekken’)
3. Als wij het weer *hadden gecontroleerd*, waren we niet nat geworden. (Gebruik de verleden voltooide tijd van ‘controleren’)
4. Als jij mij *had gebeld*, had ik je geholpen. (Gebruik de verleden voltooide tijd van ‘bellen’)
5. Als de leraar het lesmateriaal *had uitgelegd*, hadden wij het begrepen. (Gebruik de verleden voltooide tijd van ‘uitleggen’)
6. Als zij meer tijd *had genomen*, had ze het project afgemaakt. (Gebruik de verleden voltooide tijd van ‘nemen’)
7. Als hij zijn huiswerk *had gemaakt*, had hij een beter cijfer gekregen. (Gebruik de verleden voltooide tijd van ‘maken’)
8. Als wij eerder *waren aangekomen*, hadden we de film niet gemist. (Gebruik de verleden voltooide tijd van ‘aankomen’)
9. Als jij de instructies *had gevolgd*, was het gelukt. (Gebruik de verleden voltooide tijd van ‘volgen’)
10. Als zij harder *had gewerkt*, was ze gepromoveerd. (Gebruik de verleden voltooide tijd van ‘werken’)
Derde voorwaardelijke oefeningen 2
2. Als hij eerder *was opgestaan*, was hij op tijd geweest. (Gebruik de verleden voltooide tijd van ‘opstaan’)
3. Als zij niet ziek *was geweest*, was ze naar het feest gegaan. (Gebruik de verleden voltooide tijd van ‘zijn’)
4. Als wij het adres *hadden gevonden*, waren we niet verdwaald. (Gebruik de verleden voltooide tijd van ‘vinden’)
5. Als jij mij het antwoord *had verteld*, had ik het probleem opgelost. (Gebruik de verleden voltooide tijd van ‘vertellen’)
6. Als hij de sleutel *had meegenomen*, had hij de deur kunnen openen. (Gebruik de verleden voltooide tijd van ‘meenemen’)
7. Als zij harder *had geoefend*, had ze de wedstrijd gewonnen. (Gebruik de verleden voltooide tijd van ‘oefenen’)
8. Als wij het geld *hadden gespaard*, hadden we de vakantie kunnen betalen. (Gebruik de verleden voltooide tijd van ‘sparen’)
9. Als jij je excuses *had aangeboden*, was de ruzie opgelost. (Gebruik de verleden voltooide tijd van ‘aanbieden’)
10. Als hij de aanwijzingen *had gelezen*, was hij niet verdwaald. (Gebruik de verleden voltooide tijd van ‘lezen’)