1. Da sam *učio* više, položio bih ispit. (Hint: Gebruik de verleden voltooide tijd van ‘učiti’ in de voorwaardelijke bijzin)
2. Da ste mi ranije rekli, *bih* vam pomogao. (Hint: Gebruik de voorwaardelijke wijs van ‘biti’ in de hoofdzin)
3. Da nije pala kiša, *bismo* otišli u park. (Hint: Gebruik de verleden voltooide negatieve vorm van ‘pasti’ en de voorwaardelijke wijs van ‘ići’)
4. Da sam znao odgovor, *bih* ga rekao. (Hint: Gebruik de verleden voltooede tijd van ‘znati’ en voorwaardelijke wijs van ‘reći’)
5. Da ste došli ranije, *bismo* zajedno večerali. (Hint: Verleden voltooide tijd van ‘doći’ in bijzin en voorwaardelijke wijs van ‘večerati’)
6. Da nije bilo prometne gužve, *bih* stigao na vrijeme. (Hint: Gebruik verleden voltooede negatieve vorm van ‘biti’ en voorwaardelijke wijs van ‘stići’)
7. Da je ona to napravila, *bismo* bili sretni. (Hint: Verleden voltooede tijd van ‘napraviti’ en voorwaardelijke wijs van ‘biti’)
8. Da smo se bolje pripremili, *bismo* pobijedili. (Hint: Verleden voltooede tijd van ‘pripremiti se’ en voorwaardelijke wijs van ‘pobijediti’)
9. Da sam imao više vremena, *bih* pročitao knjigu. (Hint: Verleden voltooede tijd van ‘imati’ en voorwaardelijke wijs van ‘pročitati’)
10. Da nije bilo nesreće, *bismo* putovali zajedno. (Hint: Verleden voltooede negatieve vorm van ‘biti’ en voorwaardelijke wijs van ‘putovati’)

1. Da sam ranije ustao, *bih* uhvatio autobus. (Hint: Verleden voltooede tijd van ‘ustati’ en voorwaardelijke wijs van ‘uhvatiti’)
2. Da ste mi vjerovali, *bih* vam objasnio sve. (Hint: Verleden voltooede tijd van ‘vjerovati’ en voorwaardelijke wijs van ‘objasniti’)
3. Da nije pao snijeg, *bismo* išli na izlet. (Hint: Verleden voltooede negatieve vorm van ‘pasti’ en voorwaardelijke wijs van ‘ići’)
4. Da sam znao istinu, *bih* drugačije reagirao. (Hint: Verleden voltooede tijd van ‘znati’ en voorwaardelijke wijs van ‘reagirati’)
5. Da ste me pozvali, *bih* došao. (Hint: Verleden voltooede tijd van ‘pozvati’ en voorwaardelijke wijs van ‘doći’)
6. Da nije bio bolestan, *bih* došao na zabavu. (Hint: Verleden voltooede negatieve vorm van ‘biti’ en voorwaardelijke wijs van ‘doći’)
7. Da je ona čula vijesti, *bih* joj rekao. (Hint: Verleden voltooede tijd van ‘čuti’ en voorwaardelijke wijs van ‘reći’)
8. Da smo planirali bolje, *bismo* uspjeli. (Hint: Verleden voltooede tijd van ‘planirati’ en voorwaardelijke wijs van ‘uspjeti’)
9. Da sam imao novac, *bih* kupio auto. (Hint: Verleden voltooede tijd van ‘imati’ en voorwaardelijke wijs van ‘kupiti’)
10. Da nije bilo problema, *bismo* završili ranije. (Hint: Verleden voltooede negatieve vorm van ‘biti’ en voorwaardelijke wijs van ‘završiti’)