Oefening 1: Perfectum deelwoord (participium perfektum)
2. Den *stängda* dörren var svår att öppna. (Hint: gebruik het voltooid deelwoord van ‘stänga’ – sluiten, als bijvoeglijk naamwoord)
3. Vi har *skrivit* ett brev till vännen. (Hint: voltooid deelwoord van ‘skriva’ – schrijven)
4. Boken är *läst* av många elever. (Hint: voltooid deelwoord van ‘läsa’ – lezen)
5. Hon har *köpt* en ny bil. (Hint: voltooid deelwoord van ‘köpa’ – kopen)
6. De *byggda* husen är moderna. (Hint: voltooid deelwoord van ‘bygga’ – bouwen, als bijvoeglijk naamwoord)
7. Jag har *sett* filmen flera gånger. (Hint: voltooid deelwoord van ‘se’ – zien)
8. Den *skrivna* texten är tydlig. (Hint: voltooid deelwoord van ‘skriva’ – schrijven, als bijvoeglijk naamwoord)
9. Vi har *fått* många brev. (Hint: voltooid deelwoord van ‘få’ – krijgen)
10. Han har *talat* med läraren. (Hint: voltooid deelwoord van ’tala’ – spreken)
Oefening 2: Tegenwoordig deelwoord (participium praesens)
2. Vi såg en *springande* pojke i parken. (Hint: tegenwoordig deelwoord van ‘springa’ – rennen)
3. De *sjungande* barnen gjorde mig glad. (Hint: tegenwoordig deelwoord van ‘sjunga’ – zingen)
4. En *skrivande* kvinna satt vid bordet. (Hint: tegenwoordig deelwoord van ‘skriva’ – schrijven)
5. Han hörde en *talande* man på radion. (Hint: tegenwoordig deelwoord van ’tala’ – spreken)
6. De *dansande* personerna var glada. (Hint: tegenwoordig deelwoord van ‘dansa’ – dansen)
7. Ett *löpande* vatten ger liv till skogen. (Hint: tegenwoordig deelwoord van ‘löpa’ – lopen/stromen)
8. Hon såg en *gråtande* flicka i rummet. (Hint: tegenwoordig deelwoord van ‘gråta’ – huilen)
9. En *arbetande* man är trött efter dagen. (Hint: tegenwoordig deelwoord van ‘arbeta’ – werken)
10. Vi hörde en *skrattande* publik. (Hint: tegenwoordig deelwoord van ‘skratta’ – lachen)