Deelwoordoefeningen: Tegenwoordige Deelwoorden
2. Zij luisteren naar de muziek die de man *співаючий* (zingen) maakt. Hint: Tegenwoordig deelwoord van “співа́ти”.
3. Het meisje *пишуче* (schrijven) een brief aan haar moeder. Hint: Tegenwoordige deelwoord van “пі́сати”.
4. De kinderen spelen met de hond die *бігає* (rennen) in het park. Hint: Gebruik het deelwoord van “бігти” in tegenwoordige tijd.
5. De docent kijkt naar de leerling die *говорить* (spreken) in de klas. Hint: Tegenwoordige deelwoord van “говори́ти”.
6. Het meisje *малююча* (tekenen) een mooie tekening. Hint: Tegenwoordig deelwoord van “малюва́ти”.
7. De man *працюючий* (werken) in de tuin is mijn buurman. Hint: Tegenwoordige deelwoord van “пра́цювати”.
8. De vrouw *співаюча* (zingen) in het koor is erg talentvol. Hint: Tegenwoordige deelwoord van “співа́ти”.
9. Het kind kijkt naar de vogel die *літає* (vliegen) boven het huis. Hint: Tegenwoordige deelwoord van “літати́”.
10. De kat ligt naast de hond die *спить* (slapen). Hint: Tegenwoordige deelwoord van “спати́”.
Deelwoordoefeningen: Verleden Deelwoorden
2. De *написана* (schrijven) brief is voor de leraar. Hint: Voltooid deelwoord van “пі́сати”.
3. Het *побачене* (zien) schilderij hangt aan de muur. Hint: Voltooid deelwoord van “бачити”.
4. De *зроблена* (maken) taart smaakt heerlijk. Hint: Voltooid deelwoord van “робити”.
5. Het *почуте* (horen) nieuws was verrassend. Hint: Voltooid deelwoord van “чути”.
6. De *куплений* (kopen) jas is erg warm. Hint: Voltooid deelwoord van “купувати”.
7. Het *виконане* (uitvoeren) werk is klaar. Hint: Voltooid deelwoord van “виконувати”.
8. De *знайдена* (vinden) sleutel lag op de grond. Hint: Voltooid deelwoord van “знаходити”.
9. Het *побудоване* (bouwen) huis is groot. Hint: Voltooid deelwoord van “будувати”.
10. De *написані* (schrijven) woorden zijn duidelijk. Hint: Voltooid deelwoord van “пі́сати”.