Deelwoordenoefeningen – Tegenwoordige Tijd (Přítomný příčestí)
2. My *píšeme* dopisy každý den. (Hint: Werkwoord ‘psát’ in tegenwoordige deelwoordvorm.)
3. Oni *jí* oběd právě teď. (Hint: Werkwoord ‘jíst’ voor een lopende actie.)
4. Ty *mluvíš* velmi rychle. (Hint: Deelwoord van ‘mluvit’ voor iets wat nu plaatsvindt.)
5. Ona *čeká* na autobus. (Hint: Gebruik de tegenwoordige deelwoordvorm van ‘čekat’.)
6. Děti *hrají* na hřišti. (Hint: Deelwoord van ‘hrát’ in de tegenwoordige tijd.)
7. Já *učím* se český jazyk. (Hint: Werkwoord ‘učit se’ als deelwoord in het heden.)
8. Vy *běžíte* velmi rychle. (Hint: Tegenwoordige deelwoord van ‘běžet’.)
9. On *spí* v pokoji. (Hint: Gebruik deelwoord van ‘spát’ passend bij nu.)
10. My *zpíváme* píseň. (Hint: Werkwoord ‘zpívat’ als deelwoord in de tegenwoordige tijd.)
Deelwoordenoefeningen – Verleden Tijd (Minulý příčestí)
2. My *psali* dopisy minulý týden. (Hint: Verleden deelwoord van ‘psát’.)
3. Oni *jedli* oběd před hodinou. (Hint: Gebruik verleden deelwoord van ‘jíst’.)
4. Ty *mluvil* jsi s učitelem včera. (Hint: Verleden deelwoord van ‘mluvit’ voor mannelijke vorm.)
5. Ona *čekala* na autobus ráno. (Hint: Verleden deelwoord van ‘čekat’ voor vrouwelijke vorm.)
6. Děti *hrály* na hřišti odpoledne. (Hint: Verleden deelwoord van ‘hrát’ voor meervoud.)
7. Já *učil* jsem se celý den. (Hint: Verleden deelwoord van ‘učit se’ mannelijke vorm.)
8. Vy *běželi* jste do školy. (Hint: Verleden deelwoord van ‘běžet’ meervoud.)
9. On *spal* celý večer. (Hint: Verleden deelwoord van ‘spát’ mannelijke vorm.)
10. My *zpívali* jsme na koncertu. (Hint: Verleden deelwoord van ‘zpívat’ meervoud.)