Deelwoordenoefeningen voor Nepalese grammatica – Oefening 1
2. Zij draagt een *लेखिएको* (geschreven) brief.
3. De *खाएको* (gegeten) rijst ligt op tafel.
4. Hij leest een *पढेको* (gelezen) boek.
5. De *खेलेको* (gespeelde) bal is rood.
6. Wij bezoeken het *बनाएको* (gemaakte) huis.
7. De *देखेको* (gezien) film was spannend.
8. Zij draagt de *लगाएको* (gedragen) jas.
9. De *सुनिएको* (gehoorde) muziek is mooi.
10. Ik gebruik het *पाएको* (gevonden) geld.
Deelwoordenoefeningen voor Nepalese grammatica – Oefening 2
2. Zij is *चलिरहेको* (lopende) naar school.
3. Het *गर्दै गरेको* (doende) werk is moeilijk.
4. Ik zie de *सुतिरहेको* (slapende) hond.
5. De *बोलिरहेको* (sprekende) man is mijn leraar.
6. Zij leest het *लेख्दै गरेको* (schrijvende) meisje.
7. Het *रहेको* (blijvende) water is koud.
8. De *साँच्चै गरेको* (werkelijk gedaan) taak is klaar.
9. Hij kijkt naar de *गर्दै गरेको* (maakende) film.
10. Wij luisteren naar de *गाइरहेको* (zingende) zanger.