Leer sneller talen met AI

Leer 5x sneller!

+ 52 Talen
Begin met leren

Bildung Oefeningen voor Duitse grammatica

De kennis van grammatica is essentieel bij het leren van een nieuwe taal. Voor studenten die de Duitse taal studeren, bieden we speciale oefeningen aan die gericht zijn op de grammaticale structuur van het Duits. Deze oefeningen zijn bedoeld om de kennis van de leerlingen te testen en te versterken door ze actief te betrekken bij het toepassen van grammaticale regels.

Cinema for language learning via grammar exercises

De meest efficiënte manier om een taal te leren

Probeer Talkpal gratis

Door middel van deze ‘Bildung Oefeningen’ kunnen studenten hun begrip van Duitse zinsconstructies en conjuncties aanscherpen. De oefeningen bestaan uit zinnen met een ontbrekend woord, waarbij de studenten het juiste woord moeten invullen. Dit helpt niet alleen bij het verbeteren van hun grammaticale inzicht, maar ook bij het uitbreiden van hun woordenschat. Laten we beginnen met de oefeningen!

Basis werkwoordsvormen in het Duits

Ich *gehe* (werkwoord) jeden Tag in den Park.

Du *hast* (werkwoord) einen interessanten Beruf.

Er *liest* (werkwoord) gerade ein Buch.

Wir *kommen* (werkwoord) aus den Niederlanden.

Sie (plural) *sprechen* (werkwoord) viele Sprachen.

Das Baby *schläft* (werkwoord) den ganzen Tag.

Morgen *fängt* (werkwoord) die Schule wieder an.

Kannst du mir *helfen* (werkwoord)?

Mein Großvater *erzählt* (werkwoord) oft Geschichten aus seiner Jugend.

Wie *heißen* (werkwoord) Sie?

Ihr *müsst* (werkwoord) jetzt gehen.

Sie (singular) *mag* (werkwoord) kein Eis.

Wir *sollten* (werkwoord) morgen früh ankommen.

*Gibt* (werkwoord) es hier einen Supermarkt?

Ich *kenne* (werkwoord) diese Person nicht.

Naamvallen en voorzetsels in het Duits

Ich gehe mit *meinem* (voornaamwoord) Bruder ins Kino.

Sie spricht oft über *ihre* (voornaamwoord) Familie.

Wir fahren im Sommer an *den* (lidwoord) See.

Der Schlüssel liegt auf *dem* (lidwoord) Tisch.

Können Sie *mir* (voornaamwoord) helfen?

Ich habe das Buch *von* (voorzetsel) einem Freund bekommen.

Die Blumen sind für *meine* (voornaamwoord) Mutter.

Er stellt das Glas neben *das* (lidwoord) Buch.

Sie wohnt jetzt in *einem* (lidwoord) kleineren Haus.

Wir warten auf *den* (lidwoord) Bus.

Dieses Geschenk ist von *meinen* (voornaamwoord) Eltern.

Ohne *meinen* (voornaamwoord) Bruder gehe ich nicht.

Das Auto steht vor *dem* (lidwoord) Gebäude.

Er kommt nach *dem* (lidwoord) Essen zu uns.

Die Katze springt auf *den* (lidwoord) Baum.

Download talkpal app
Altijd en overal leren

Talkpal is een AI-gestuurde taaltutor. Het is de meest efficiënte manier om een taal te leren. Chat over een onbeperkt aantal interessante onderwerpen door te schrijven of te spreken terwijl je berichten ontvangt met realistische stem.

QR-code
App Store Google Play
Neem contact met ons op

Talkpal is een GPT-gestuurde AI-taaldocent. Verbeter je spreek-, luister-, schrijf- en uitspraakvaardigheid - Leer 5x Sneller!

Instagram TikTok Youtube Facebook LinkedIn X(twitter)

Talen

Learning


Talkpal, Inc., 2810 N Church St, Wilmington, Delaware 19802, US

© 2025 All Rights Reserved.


Trustpilot