Bezittelijke voornaamwoorden Oefening 1
2. Hij leest *tana* boek. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘zijn/haar’ voor een enkelvoudig object.)
3. Wij bezoeken *tāua* vrienden. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘onze’ als we met z’n tweeën zijn.)
4. Zij zien *ō* vogels. (Hint: Gebruik het bezittelijk voornaamwoord voor ‘jullie’ bij meervoudige bezittingen.)
5. Dit is *tāku* pen. (Hint: Bezittelijk voornaamwoord voor ‘mijn’, bij een enkelvoudig object.)
6. Jullie hebben *ō* fietsen. (Hint: Bezittelijk voornaamwoord voor ‘jullie’ bij meervoud.)
7. Zij houden van *tāna* kat. (Hint: Bezittelijk voornaamwoord voor ‘zijn/haar’, enkelvoud.)
8. Wij delen *tāua* ideeën. (Hint: Bezittelijk voornaamwoord voor ‘onze’ met twee personen.)
9. Dit is *tō* hond. (Hint: Bezittelijk voornaamwoord voor ‘jouw’, enkelvoud.)
10. Hij geeft *ana* boeken aan haar. (Hint: Bezittelijk voornaamwoord voor ‘zijn/haar’, meervoud.)
Bezittelijke voornaamwoorden Oefening 2
2. Ik vind *taku* tas mooi. (Hint: Bezittelijk voornaamwoord voor ‘mijn’, enkelvoud.)
3. Jullie huis is groter dan *tō* huis. (Hint: Bezittelijk voornaamwoord voor ‘jouw’, enkelvoud.)
4. Wij gebruiken *tāua* auto. (Hint: Bezittelijk voornaamwoord voor ‘onze’ met twee personen.)
5. Hij houdt van *tāna* muziek. (Hint: Bezittelijk voornaamwoord voor ‘zijn/haar’, enkelvoud.)
6. Zij zien *ō* sterren aan de hemel. (Hint: Bezittelijk voornaamwoord voor ‘jullie’, meervoud.)
7. Ik vergeet soms *taku* sleutels. (Hint: Bezittelijk voornaamwoord voor ‘mijn’, meervoud.)
8. Jullie vinden *ō* boeken interessant. (Hint: Bezittelijk voornaamwoord voor ‘jullie’, meervoud.)
9. Wij bezoeken *tāua* oma. (Hint: Bezittelijk voornaamwoord voor ‘onze’ met twee personen.)
10. Hij brengt *ana* kinderen naar school. (Hint: Bezittelijk voornaamwoord voor ‘zijn/haar’, meervoud.)