1. Ovo je *moja* knjiga. (Hint: Gebruik de vrouwelijke vorm van “mijn” voor het woord “knjiga” dat vrouwelijk is.)
2. On je izgubio *tvoj* ključ. (Hint: Gebruik de mannelijke vorm van “jouw” voor het woord “ključ” dat mannelijk is.)
3. Njena sestra je vrlo pametna. (Hint: Gebruik “njena” voor vrouwelijke zelfstandige naamwoorden.)
4. To je *naš* auto. (Hint: Gebruik de mannelijke vorm van “ons/onze” voor “auto” dat mannelijk is.)
5. Gde je *vaša* škola? (Hint: Gebruik de vrouwelijke vorm van “jullie/uw” voor “škola” dat vrouwelijk is.)
6. Moj brat ima *svoj* laptop. (Hint: Gebruik “svoj” voor bezitsvorm van het onderwerp in mannelijke vorm.)
7. Vaša kuća je velika. (Hint: “Vaša” is voor vrouwelijke zelfstandige naamwoorden in beleefdheidsvorm.)
8. Njihov pas je prijateljski. (Hint: Gebruik “njihov” voor mannelijke zelfstandige naamwoorden.)
9. Tvoja majka kuva ukusno. (Hint: “Tvoja” is de vrouwelijke vorm van “jouw”.)
10. Naša deca idu u školu. (Hint: “Naša” is de vrouwelijke vorm van “ons/onze” voor meervoudswoord “deca”.)

1. *Moj* otac radi u bolnici. (Hint: Gebruik de mannelijke vorm van “mijn” voor “otac” dat mannelijk is.)
2. Gde je *tvoja* torba? (Hint: Gebruik de vrouwelijke vorm van “jouw” voor “torba” dat vrouwelijk is.)
3. Njegova kuća je stara. (Hint: Gebruik “njegova” voor vrouwelijke zelfstandige naamwoorden.)
4. Imamo *našu* knjigu na stolu. (Hint: Gebruik de vrouwelijke vorm van “ons/onze” voor “knjigu”.)
5. Vaš pas je veoma brz. (Hint: “Vaš” is de mannelijke vorm van “jullie/uw”.)
6. Njihova deca su srećna. (Hint: “Njihova” is de vrouwelijke vorm van “hun” voor meervoud.)
7. Tvoj brat voli sport. (Hint: “Tvoj” is de mannelijke vorm van “jouw”.)
8. Moja sestra ima plavu kosu. (Hint: “Moja” is de vrouwelijke vorm van “mijn”.)
9. Naš grad je lep. (Hint: Gebruik de mannelijke vorm van “ons/onze” voor “grad”.)
10. Njihov auto je nov. (Hint: “Njihov” is de mannelijke vorm van “hun”.)