In de Franse taal zijn de werkwoorden ‘avoir’ (hebben) en ‘être’ (zijn) essentiële bouwstenen voor het construeren van zinnen. Ze fungeren niet alleen als hoofdwerkwoorden, maar worden ook gebruikt als hulpwerkwoorden in verschillende tijden en constructies, zoals de passé composé. Het correct gebruiken van ‘avoir’ en ‘être’ is dan ook een belangrijke vaardigheid voor iedereen die Frans leert. Met deze oefeningen kun je jouw kennis van deze twee onregelmatige werkwoorden testen en verbeteren.
Aandacht besteden aan de conjugatie van ‘avoir’ en ‘être’ in verschillende tijden en het herkennen van wanneer welk werkwoord gebruikt moet worden, vormt de basis voor het verbeteren van je grammaticale vaardigheden in het Frans. Deze oefeningen zijn bedoeld om die vaardigheden te oefenen. Kies het juiste werkwoord en de juiste vorm om de zinnen te voltooien.
Il *était* (être) très sympathique avec ses voisins
Tu *as* (avoir) un chien ou un chat ?
Nous *avons* (avoir) fini nos devoirs à temps.
Les enfants *sont* (être) à l’école maintenant.
Je *suis* (être) fatigué après la longue marche.
Elles *ont* (avoir) une idée géniale pour le projet.
Vous *êtes* (être) les bienvenus à notre fête.
Marie *a* (avoir) l’air triste aujourd’hui.
Nous *étions* (être) en retard à cause du trafic.
Tu *avais* (avoir) raison sur ce sujet.
Les chiens *ont* (avoir) besoin de beaucoup d’exercice.
Elle *est* (être) allée au marché ce matin.
Je *suis* (être) né en France mais j’habite en Belgique.
Vous *avez* (avoir) des questions concernant les instructions ?
Ils *étaient* (être) contents de voir leurs grands-parents.
Ils *ont eu* (avoir) de la chance d’éviter l’accident.
Elle *a été* (être) émue par le film.
Nous *avons été* (avoir) surpris par la nouvelle.
Tu *es allé* (être) chez le docteur hier ?
Les enfants *ont eu* (avoir) une récompense pour leur travail.
Je *suis allé* (être) au marché acheter des légumes.
Vous *avez eu* (avoir) vos résultats d’examen ?
Marie *a été* (être) choisie pour diriger le projet.
Nous *avons eu* (avoir) tort de ne pas l’écouter.
Tu *es tombé* (être) en jouant au football ?
Les amis *sont venus* (être) dîner hier soir.
Elle *est partie* (être) en vacances en Espagne.
Je *suis resté* (être) à la maison toute la journée.
Vous *êtes sortis* (être) malgré la pluie ?
Ils *ont eu* (avoir) l’impression que c’était une bonne idée.
Talkpal is een AI-gestuurde taaltutor. Leer 57+ talen 5x sneller met revolutionaire technologie.
Talkpal is een GPT-gestuurde AI-taaldocent. Verbeter je spreek-, luister-, schrijf- en uitspraakvaardigheid - Leer 5x Sneller!
Duik in boeiende dialogen die zijn ontworpen om de taal optimaal te onthouden en spreekvaardigheid te verbeteren.
Ontvang direct persoonlijke feedback en suggesties om je taal sneller onder de knie te krijgen.
Leer via methoden die zijn afgestemd op jouw unieke stijl en tempo, zodat je op een persoonlijke en effectieve manier naar vloeiendheid toewerkt.
