1. Ik zie *een* hond in het park. (Hint: Onbepaald artikel, gebruik als iets onbekends genoemd wordt)
2. Dit is *de* kat van mijn buurman. (Hint: Bepaald artikel, gebruik als iets specifieks wordt bedoeld)
3. Hij koopt *een* boek in de winkel. (Hint: Onbepaald artikel, iets nieuws of onbekends)
4. *De* zon schijnt vandaag fel. (Hint: Bepaald artikel, unieke dingen krijgen meestal bepaald artikel)
5. Ze wil *een* appel eten. (Hint: Onbepaald artikel, een willekeurige appel)
6. Ik heb *de* film al gezien. (Hint: Bepaald artikel, het gaat om een specifieke film)
7. Wij nemen *een* taxi naar het station. (Hint: Onbepaald artikel, willekeurige taxi)
8. *De* leraar geeft les in het lokaal. (Hint: Bepaald artikel, specifieke persoon of rol)
9. Kun je *een* pen lenen? (Hint: Onbepaald artikel, willekeurig voorwerp)
10. *De* maan is mooi vanavond. (Hint: Bepaald artikel, unieke dingen krijgen bepaald artikel)

1. Hij drinkt *een* glas water. (Hint: Onbepaald artikel, iets onbekends of willekeurigs)
2. *De* stad Moskou is erg groot. (Hint: Bepaald artikel, specifieke plaatsnaam)
3. Zij leest *een* interessant artikel. (Hint: Onbepaald artikel, onbekend artikel)
4. *De* winter is koud in Rusland. (Hint: Bepaald artikel, seizoen als uniek concept)
5. Ik heb *een* nieuwe jas gekocht. (Hint: Onbepaald artikel, iets nieuws en onbekends)
6. *De* rivier stroomt snel. (Hint: Bepaald artikel, unieke natuurverschijnselen)
7. Wil je *een* stukje taart? (Hint: Onbepaald artikel, willekeurig stukje)
8. *De* president gaf een toespraak. (Hint: Bepaald artikel, specifieke persoon met titel)
9. Ze heeft *een* idee voor het project. (Hint: Onbepaald artikel, onbekend idee)
10. *De* lucht is blauw vandaag. (Hint: Bepaald artikel, algemeen bekende unieke eigenschappen)