1. *O* livro está na mesa. (Hint: gebruik het mannelijke enkelvoud bepaalde lidwoord.)
2. *A* casa é grande. (Hint: gebruik het vrouwelijke enkelvoud bepaalde lidwoord.)
3. *Os* carros são rápidos. (Hint: gebruik het mannelijke meervoud bepaalde lidwoord.)
4. *As* flores são bonitas. (Hint: gebruik het vrouwelijke meervoud bepaalde lidwoord.)
5. *O* menino brinca no parque. (Hint: gebruik het mannelijke enkelvoud bepaalde lidwoord.)
6. *A* menina está feliz. (Hint: gebruik het vrouwelijke enkelvoud bepaalde lidwoord.)
7. *Os* livros estão na prateleira. (Hint: gebruik het mannelijke meervoud bepaalde lidwoord.)
8. *As* janelas estão abertas. (Hint: gebruik het vrouwelijke meervoud bepaalde lidwoord.)
9. *O* cachorro corre no jardim. (Hint: gebruik het mannelijke enkelvoud bepaalde lidwoord.)
10. *A* cadeira é confortável. (Hint: gebruik het vrouwelijke enkelvoud bepaalde lidwoord.)

1. Eu tenho *um* amigo no Brasil. (Hint: gebruik het mannelijke enkelvoud onbepaald lidwoord.)
2. Ela comprou *uma* blusa nova. (Hint: gebruik het vrouwelijke enkelvoud onbepaald lidwoord.)
3. Nós vimos *uns* pássaros no parque. (Hint: gebruik het mannelijke meervoud onbepaald lidwoord.)
4. Eles têm *umas* ideias interessantes. (Hint: gebruik het vrouwelijke meervoud onbepaald lidwoord.)
5. Quero *um* café, por favor. (Hint: gebruik het mannelijke enkelvoud onbepaald lidwoord.)
6. Ela encontrou *uma* moeda no chão. (Hint: gebruik het vrouwelijke enkelvoud onbepaald lidwoord.)
7. Vi *uns* filmes bons ontem. (Hint: gebruik het mannelijke meervoud onbepaald lidwoord.)
8. Comprei *umas* flores para você. (Hint: gebruik het vrouwelijke meervoud onbepaald lidwoord.)
9. Ele tem *um* cachorro pequeno. (Hint: gebruik het mannelijke enkelvoud onbepaald lidwoord.)
10. Preciso de *uma* caneta azul. (Hint: gebruik het vrouwelijke enkelvoud onbepaald lidwoord.)