1. मुझे *एक* किताब चाहिए। (Gebruik het onbepaalde lidwoord voor ‘boek’)
2. वहाँ *एक* आदमी खड़ा है। (Gebruik het onbepaalde lidwoord voor ‘man’)
3. उसने *एक* सेब खाया। (Gebruik het onbepaalde lidwoord voor ‘appel’)
4. यह *एक* अच्छा विचार है। (Gebruik het onbepaalde lidwoord voor ‘idee’)
5. मेरे पास *एक* कुत्ता है। (Gebruik het onbepaalde lidwoord voor ‘hond’)
6. वह *एक* शिक्षक है। (Gebruik het onbepaalde lidwoord voor ‘leraar’)
7. हमें *एक* योजना बनानी है। (Gebruik het onbepaalde lidwoord voor ‘plan’)
8. उसने *एक* सुंदर फूल तोड़ा। (Gebruik het onbepaalde lidwoord voor ‘bloem’)
9. मैं *एक* कार खरीदना चाहता हूँ। (Gebruik het onbepaalde lidwoord voor ‘auto’)
10. उन्होंने *एक* नई फिल्म देखी। (Gebruik het onbepaalde lidwoord voor ‘film’)

1. क्या तुम्हारे पास *एक* कलम है? (Vraag naar één object: pen)
2. उसने *एक* चिट्ठी भेजी। (Gebruik voor één brief)
3. हमें *एक* मौका दिया गया। (Gebruik voor één kans)
4. उस पेड़ पर *एक* पक्षी बैठा है। (Gebruik voor één vogel)
5. उन्होंने मुझे *एक* सवाल पूछा। (Gebruik voor één vraag)
6. मैंने *एक* दोस्त को बुलाया। (Gebruik voor één vriend)
7. वह *एक* नई भाषा सीख रहा है। (Gebruik voor één taal)
8. बच्चा *एक* खेल खेल रहा है। (Gebruik voor één spel)
9. यहाँ *एक* बाजार है। (Gebruik voor één markt)
10. हमें *एक* कहानी सुनाओ। (Gebruik voor één verhaal)