In dit artikel richten we ons op artikel oefeningen om de Duitse grammatica te oefenen. Artikelen zijn kleine woordjes die voor een zelfstandig naamwoord staan en zijn essentieel in de Duitse taal, omdat ze aangeven of het zelfstandig naamwoord mannelijk, vrouwelijk, onzijdig of meervoudig is. Het correct gebruik van artikelen kan lastig zijn voor mensen die Duits leren, omdat het concept in veel talen anders wordt gebruikt of zelfs geheel ontbreekt.
Door middel van deze oefeningen kunnen studenten hun kennis van de Duitse artikelen ‘der’, ‘die’, en ‘das’ testen en verbeteren. We hebben een reeks zinnen samengesteld waarbij je het juiste artikel moet invullen. Deze oefeningen zijn ontworpen om je begrip van de drie geslachten in het Duits te vergroten en helpen je om de taal nauwkeuriger te gebruiken. Laten we beginnen!
Oefening 1: Bepaal het juiste bepaalde lidwoord
*Der* (Mannelijk) Hund ist schnell.
Die Katze schläft auf *dem* (Datief) Sofa.
*Das* (Onzijdig) Auto ist neu.
*Die* (Meervoud) Kinder spielen im Garten.
*Der* (Mannelijk) Lehrer korrigiert die PrĂĽfungen.
Ich habe *das* (Onzijdig) Buch gelesen, das du empfohlen hast.
*Die* (Vrouwelijk) Blume duftet sehr schön.
*Die* (Meervoud) Fenster des Hauses sind offen.
In *der* (Datief) Schule lernt man viel.
Er arbeitet als *der* (Mannelijk) Ingenieur.
Das Mädchen spielt mit *dem* (Datief) Ball.
*Die* (Vrouwelijk) Tasche meiner Schwester ist teuer.
Der Tisch in *der* (Datief) KĂĽche ist aus Holz.
Das Wasser in *dem* (Datief) Glas ist kalt.
Die BĂĽcher auf *dem* (Datief) Regal sind alt.
Oefening 2: Bepaal het juiste onbepaald lidwoord
Ich habe *einen* (Mannelijk Accusatief) Apfel gegessen.
Sie trägt *ein* (Onzijdig) schönes Kleid.
Ich kaufe *eine* (Vrouwelijk) neue Lampe fĂĽr mein Zimmer.
Er hat *einen* (Mannelijk Accusatief) neuen Job.
Sie liest *ein* (Onzijdig) Buch ĂĽber Geschichte.
Klaus sucht *eine* (Vrouwelijk) Wohnung in Berlin.
Kann ich *ein* (Onzijdig) Glas Wasser haben?
Wir brauchen *einen* (Mannelijk Accusatief) guten Plan.
Maria kauft *eine* (Vrouwelijk) Zeitschrift am Kiosk.
Ich sehe *einen* (Mannelijk Accusatief) Vogel im Baum.
Sie hat *eine* (Vrouwelijk) interessante Idee.
Kannst du mir *ein* (Onzijdig) Beispiel geben?
Ich trinke *einen* (Mannelijk Accusatief) Kaffee am Morgen.
Tomas sucht *ein* (Onzijdig) neues Fahrrad.
Emma möchte *eine* (Vrouwelijk) Postkarte schreiben.