Werkwoordvervoegingen in de tegenwoordige tijd
2. Sən kitabı *oxuyursan* (gebruik de tegenwoordige tijd van “lezen”).
3. O, evdə *istirahət edir* (gebruik de tegenwoordige tijd van “uitrusten”).
4. Biz bazara *gedirik* (gebruik de tegenwoordige tijd van “gaan”).
5. Siz dərsləri yaxşı *başa düşürsünüz* (gebruik de tegenwoordige tijd van “begrijpen”).
6. Onlar parkda *gəzirlər* (gebruik de tegenwoordige tijd van “wandelen”).
7. Mən musiqi *dinləyirəm* (gebruik de tegenwoordige tijd van “luisteren”).
8. Sən məktub yazmağı *sevirsən* (gebruik de tegenwoordige tijd van “houden van”).
9. O, yeni kitabı *alır* (gebruik de tegenwoordige tijd van “kopen”).
10. Biz dostlarla tez-tez *danışırıq* (gebruik de tegenwoordige tijd van “spreken”).
Gebruik van de naamvallen met zelfstandige naamwoorden
2. O, məktəbə *gedir* (gebruik de datief van “school”).
3. Biz parkda *dostlarımızla* görüşdük (gebruik de instrumentalis van “vrienden”).
4. Sən evin *qapısını* bağlamalısan (gebruik de accusatief van “deur”).
5. Onlar bazardan *tərəvəz* aldılar (gebruik de accusatief van “groenten”).
6. Mən müəllimə *məktub* yazıram (gebruik de datief van “leraar”).
7. O, kitabı stolun *üstündə* qoydu (gebruik de locatief van “tafel”).
8. Biz dostlara *hədiyyə* verdik (gebruik de datief van “cadeau”).
9. Sən qəhvəyi *itə* baxırsan (gebruik de datief van “hond”).
10. Onlar məktəbdə *şagirdlər*dir (gebruik de nominatief van “leerlingen”).