1. Ik zie *pețele* in de winkel. (Let op: ‘pețele’ is het lijdend voorwerp in accusatief, meervoud van ‘pețel’ – honden)
2. Jij koopt *o carte* in de bibliotheek. (Let op: ‘o carte’ is het vrouwelijke enkelvoud in accusatief)
3. Hij eet *mărul* snel op. (Let op: bepaald lidwoord in accusatief voor mannelijk enkelvoud)
4. Wij bezoeken *prietenii* morgen. (Let op: meervoud zonder lidwoord in accusatief)
5. Jullie nemen *un pix* mee naar school. (Let op: onbepaald lidwoord in accusatief)
6. Zij leest *scrisoarea* aandachtig. (Let op: vrouwelijk enkelvoud bepaald lidwoord in accusatief)
7. Ik koop *fructele* bij de markt. (Let op: vrouwelijk meervoud bepaald lidwoord in accusatief)
8. Jij houdt van *câinele* van je buurman. (Let op: mannelijk enkelvoud bepaald lidwoord in accusatief)
9. Hij geeft *fata* een cadeau. (Let op: vrouwelijk enkelvoud zonder lidwoord in accusatief)
10. Wij zoeken *mașina* in de garage. (Let op: vrouwelijk enkelvoud bepaald lidwoord in accusatief)

1. Ik help *pe tine* met het huiswerk. (Let op: persoonlijk voornaamwoord in accusatief, ‘jij’)
2. Zij ziet *pe el* in het park. (Let op: persoonlijk voornaamwoord in accusatief, ‘hij’)
3. Wij spreken met *pe ea* over het project. (Let op: persoonlijk voornaamwoord in accusatief, ‘zij’)
4. Jullie horen *pe noi* goed spreken. (Let op: persoonlijk voornaamwoord in accusatief, ‘wij’)
5. Hij wacht op *pe voi* bij het station. (Let op: persoonlijk voornaamwoord in accusatief, ‘jullie’)
6. Ik vertrouw *pe mine* volledig. (Let op: benadrukt persoonlijk voornaamwoord in accusatief, ‘ik’)
7. Jij ziet *pe ei* daar lopen. (Let op: persoonlijk voornaamwoord in accusatief, ‘zij’ meervoud)
8. Zij kent *pe ei* al lang. (Let op: persoonlijk voornaamwoord in accusatief, ‘zij’ mannelijk meervoud)
9. Wij respecteren *pe dumneavoastră* altijd. (Let op: beleefdheidsvorm in accusatief)
10. Hij roept *pe copil* hard. (Let op: zelfstandig naamwoord met bepaald lidwoord in accusatief)