Wat is een infinitief in het Duits?
De infinitief is de basisvorm van een werkwoord, zoals “gehen” (gaan), “sehen” (zien) of “lernen” (leren). In het Nederlands noemen we dit ook wel het hele werkwoord. In het Duits wordt de infinitief vaak gebruikt in combinatie met andere werkwoorden of als zelfstandig naamwoord.
Voorbeelden van infinitieven in het Duits:
- gehen – gaan
- essen – eten
- schreiben – schrijven
Infinitief zonder “zu”
In veel gevallen wordt de infinitief in het Duits zonder “zu” gebruikt. Het is belangrijk om deze situaties goed te herkennen om grammaticale fouten te voorkomen.
Wanneer gebruik je de infinitief zonder “zu”?
De infinitief zonder “zu” komt voor na bepaalde werkwoorden en in enkele vaste constructies. Hieronder vind je de belangrijkste gevallen:
-
Modale werkwoorden:
Na modale werkwoorden zoals können (kunnen), wollen (willen), dürfen (mogen), müssen (moeten), sollen (zullen) en mögen (mogen) gebruik je de infinitief zonder “zu”.
Voorbeelden:- Ich kann schwimmen. (Ik kan zwemmen.)
- Sie will kommen. (Zij wil komen.)
- Wir müssen lernen. (Wij moeten leren.)
-
Werkwoorden van waarneming:
Na werkwoorden als sehen (zien), hören (horen), fühlen (voelen), lassen (laten) en helfen (helpen) volgt meestal een infinitief zonder “zu”.
Voorbeelden:- Ich höre ihn sprechen. (Ik hoor hem praten.)
- Sie sieht das Kind spielen. (Zij ziet het kind spelen.)
- Er lässt mich gehen. (Hij laat mij gaan.)
-
Andere vaste uitdrukkingen:
Bij sommige vaste combinaties wordt de infinitief eveneens zonder “zu” gebruikt, zoals bij gehen + infinitief (iets gaan doen).
Voorbeeld:- Ich gehe einkaufen. (Ik ga boodschappen doen.)
Infinitief met “zu”
Naast de infinitief zonder “zu”, kent het Duits ook de infinitief met “zu”. Deze vorm lijkt op het Nederlandse “te”, zoals in “om te leren”.
Wanneer gebruik je de infinitief met “zu”?
De infinitief met “zu” wordt in de volgende situaties gebruikt:
-
Na veelgebruikte werkwoorden en uitdrukkingen:
Na bepaalde werkwoorden die niet modaal zijn, zoals beginnen (beginnen), versuchen (proberen), vergessen (vergeten), aufhören (ophouden), hoffen (hopen).
Voorbeelden:- Sie beginnt zu lesen. (Zij begint te lezen.)
- Ich versuche, zu verstehen. (Ik probeer te begrijpen.)
- Wir haben vergessen, zu bezahlen. (Wij zijn vergeten te betalen.)
-
Na bijvoeglijke naamwoorden en zelfstandige naamwoorden:
Wanneer een bijvoeglijk naamwoord of zelfstandig naamwoord gevolgd wordt door een werkwoord, gebruik je de infinitief met “zu”.
Voorbeelden:- Es ist schwer, zu sagen. (Het is moeilijk te zeggen.)
- Ich habe keine Lust, zu arbeiten. (Ik heb geen zin om te werken.)
-
Na bepaalde voorzetsels en voegwoorden:
Na um … zu (om te), ohne … zu (zonder te), anstatt … zu (in plaats van te), statt … zu (in plaats van te).
Voorbeelden:- Ich lerne Deutsch, um in Deutschland zu arbeiten. (Ik leer Duits om in Duitsland te werken.)
- Er ist gegangen, ohne zu bezahlen. (Hij is weggegaan zonder te betalen.)
- Sie spielt, anstatt ihre Hausaufgaben zu machen. (Zij speelt in plaats van haar huiswerk te maken.)
Positie van “zu” in de zin
Het woord “zu” komt direct voor de infinitief te staan. Bij samengestelde werkwoorden staat “zu” tussen het voorvoegsel en het werkwoord.
- Ich habe vergessen, anzurufen. (Ik ben vergeten te bellen.)
- Sie hat keine Zeit, mitzukommen. (Zij heeft geen tijd om mee te komen.)
Uitzonderingen en veelgemaakte fouten
Het correct toepassen van de infinitief met of zonder “zu” vraagt om oefening en aandacht. Hieronder enkele veelvoorkomende fouten en uitzonderingen:
-
Na werkwoorden als “lassen”, “helfen”, “sehen”, “hören”:
Hoewel het logisch klinkt om “zu” te gebruiken, is dit niet correct. Altijd zonder “zu”!
Fout: Ich lasse dich zu gehen.
Goed: Ich lasse dich gehen. -
Na modale werkwoorden nooit “zu”:
Fout: Ich kann zu schwimmen.
Goed: Ich kann schwimmen. -
Let op bij samengestelde werkwoorden:
Bij een werkwoord met een voorvoegsel (prefix), komt “zu” er vaak tussenin te staan.
Voorbeeld: anfangen → Ich fange an, zu lernen.
Belangrijke werkwoorden en uitdrukkingen met infinitief
Om het leren gemakkelijker te maken, volgt hier een lijst met veelvoorkomende werkwoorden die typisch een infinitief met “zu” of zonder “zu” krijgen.
Werkwoorden met infinitief zonder “zu”:
- können (kunnen)
- wollen (willen)
- sollen (moeten, zullen)
- müssen (moeten)
- dürfen (mogen)
- mögen (mogen, houden van)
- lassen (laten)
- sehen (zien)
- hören (horen)
- fühlen (voelen)
- helfen (helpen)
Werkwoorden met infinitief met “zu”:
- beginnen (beginnen)
- aufhören (ophouden)
- versuchen (proberen)
- vergessen (vergeten)
- hoffen (hopen)
- planen (plannen)
- versprechen (beloven)
- vorhaben (van plan zijn)
- lernen (leren – in de betekenis van “om te leren”)
Praktische tips voor het leren van de infinitiefconstructie
Het correct toepassen van de infinitief met of zonder “zu” vraagt om veel oefening. Met deze tips wordt het eenvoudiger:
- Oefen met lijsten: Leer de lijsten met werkwoorden uit je hoofd en maak eigen voorbeeldzinnen.
- Lees Duitse teksten: Let bewust op de werkwoordconstructies en markeer ze in de tekst.
- Gebruik interactieve platforms: Oefen de infinitiefconstructie met apps zoals Talkpal, waar je direct feedback krijgt.
- Maak korte zinnen: Begin eenvoudig, breid daarna uit naar complexere constructies.
- Let op uitzondering: Onthoud de uitzonderingen en oefen deze extra vaak.
Veelgestelde vragen (FAQ) over “Infinitiv mit/ohne zu”
1. Wat is het verschil tussen infinitief met en zonder “zu”?
De infinitief zonder “zu” gebruik je vooral na modale werkwoorden en werkwoorden van waarneming. De infinitief met “zu” komt na veel andere werkwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, zelfstandige naamwoorden en vaste voorzetsels/voegwoordencombinaties.
2. Wanneer staat “zu” tussen het voorvoegsel en het werkwoord?
Bij samengestelde werkwoorden met een voorvoegsel (zoals “anrufen”, “mitkommen”) wordt “zu” tussen het voorvoegsel en het werkwoord geplaatst. Bijvoorbeeld: “anzurufen”, “mitzukommen”.
3. Zijn er ezelsbruggetjes om het te onthouden?
Ja! Onthoud dat modale werkwoorden en waarnemingswerkwoorden altijd zonder “zu” zijn. Bij andere werkwoorden, vooral als er “om te” in het Nederlands zou staan, gebruik je meestal “zu”.
4. Kan ik dit online oefenen?
Zeker! Platforms zoals Talkpal bieden interactieve oefeningen en directe feedback om de infinitiefconstructie snel onder de knie te krijgen.
Conclusie: Infinitiv mit/ohne zu in de Duitse grammatica beheersen
Het onderscheid tussen de infinitief met of zonder “zu” is een onmisbaar onderdeel van de Duitse grammatica. Door goed te weten wanneer je welke vorm gebruikt en veel te oefenen, kun je duidelijk en correct communiceren in het Duits. Maak gebruik van handige lijsten, oefen voorbeeldzinnen en vergeet niet om interactieve tools zoals Talkpal te gebruiken voor extra oefening en directe feedback. Met voldoende oefening wordt het toepassen van de infinitief met of zonder “zu” vanzelfsprekend en schrijf en spreek je moeiteloos correcte Duitse zinnen.