50 essentiële woorden die u moet kennen voor het Lets op B1-niveau

Het leren van een nieuwe taal kan een uitdagende maar ook zeer belonende ervaring zijn. Voor degenen die zich verdiepen in het Lets, kan het bereiken van het B1-niveau een belangrijke mijlpaal zijn. Op dit niveau kunt u al redelijk vloeiend communiceren in alledaagse situaties en heeft u een solide basis van de taal. Om u te helpen bij deze reis, hebben we een lijst samengesteld van 50 essentiële woorden die u moet kennen voor het Lets op B1-niveau. Deze woorden zijn gekozen omdat ze vaak voorkomen en nuttig zijn in uiteenlopende contexten.

Basiswoorden en Zinnen

1. **Sveiks** (Hallo) – Een eenvoudige en veelgebruikte begroeting.
2. **Lūdzu** (Alstublieft) – Handig om beleefdheid uit te drukken.
3. **Paldies** (Dank u) – Een veelgebruikte uitdrukking van dankbaarheid.
4. **Jā** (Ja) – Onmisbaar voor bevestiging.
5. **Nē** (Nee) – Even belangrijk als “ja” voor ontkenning.
6. **Atvainojiet** (Sorry) – Essentieel voor excuses en beleefdheid.
7. **Labi** (Goed) – Een veelvoorkomend woord in dagelijkse gesprekken.
8. **Slikti** (Slecht) – Het tegenovergestelde van “goed”.
9. **Jā, lūdzu** (Ja, graag) – Een beleefde manier om iets te accepteren.
10. **Nē, paldies** (Nee, dank u) – Een beleefde manier om iets af te wijzen.

Veelgebruikte Zelfstandige Naamwoorden

11. **Māja** (Huis) – Een basiswoord voor alledaagse gesprekken.
12. **Skola** (School) – Essentieel voor iedereen die over educatie praat.
13. **Darbs** (Werk) – Onmisbaar in gesprekken over carrières en banen.
14. **Veikals** (Winkel) – Handig voor winkelen en boodschappen doen.
15. **Draugs** (Vriend) – Belangrijk voor sociale interacties.
16. **Ģimene** (Familie) – Een kernwoord in bijna elke taal.
17. **Mašīna** (Auto) – Veelgebruikte woord in moderne gesprekken.
18. **Dzīvoklis** (Appartement) – Handig voor gesprekken over woonruimte.
19. **Pilsēta** (Stad) – Veelvoorkomend in geografische en reisgesprekken.
20. **Valsts** (Land) – Belangrijk voor gesprekken over landen en nationaliteiten.

Veelgebruikte Bijvoeglijke Naamwoorden

21. **Liels** (Groot) – Handig om de grootte van iets te beschrijven.
22. **Mazs** (Klein) – Het tegenovergestelde van “groot”.
23. **Jauns** (Nieuw) – Veelvoorkomend in verschillende contexten.
24. **Vecs** (Oud) – Het tegenovergestelde van “nieuw”.
25. **Karsts** (Heet) – Belangrijk in gesprekken over het weer of eten.
26. **Auksts** (Koud) – Ook belangrijk voor weer- en eetgesprekken.
27. **Labs** (Goed) – Een synoniem voor “labi”, maar wordt vaak gebruikt als bijvoeglijk naamwoord.
28. **Skaists** (Mooi) – Handig voor het beschrijven van mensen, plaatsen en dingen.
29. **Dārgs** (Duur) – Essentieel voor gesprekken over prijzen en waarden.
30. **Lēts** (Goedkoop) – Het tegenovergestelde van “duur”.

Veelgebruikte Werkwoorden

31. **Būt** (Zijn) – Een van de meest fundamentele werkwoorden in elke taal.
32. **Darīt** (Doen) – Essentieel voor het beschrijven van acties.
33. **Iet** (Gaan) – Handig voor het beschrijven van beweging.
34. **Nāk** (Komen) – Vaak gebruikt in combinatie met “gaan”.
35. **Redzēt** (Zien) – Belangrijk voor het beschrijven van waarnemingen.
36. **Dzirdēt** (Horen) – Essentieel voor gesprekken over geluiden en luisteren.
37. **Runāt** (Spreken) – Onmisbaar voor communicatie.
38. **Rakstīt** (Schrijven) – Belangrijk voor schriftelijke communicatie.
39. **Lasīt** (Lezen) – Handig voor gesprekken over boeken en teksten.
40. **Ēst** (Eten) – Een veelgebruikte activiteit in elke taal.

Veelgebruikte Voorzetsels

41. **Pie** (Bij) – Handig voor het beschrijven van locatie.
42. **Uz** (Op/naar) – Veelgebruikte voorzetsel in verschillende contexten.
43. **No** (Van) – Belangrijk voor het beschrijven van herkomst.
44. **Ar** (Met) – Onmisbaar in beschrijvingen van gezelschap en hulpmiddelen.
45. **Bez** (Zonder) – Het tegenovergestelde van “met”.
46. **Par** (Over) – Handig voor het bespreken van onderwerpen.
47. **Pirms** (Voor) – Belangrijk voor het beschrijven van tijd.
48. **Pēc** (Na) – Het tegenovergestelde van “voor” in tijdscontext.
49. **Starp** (Tussen) – Essentieel voor het beschrijven van posities.
50. **Līdz** (Tot) – Handig voor het beschrijven van tijd en afstand.

Conclusie

Het beheersen van deze 50 essentiële woorden zal uw communicatievaardigheden in het Lets aanzienlijk verbeteren. Ze vormen de basis voor veelvoorkomende gesprekken en helpen u om met meer vertrouwen te communiceren. Vergeet niet dat taal leren een proces is dat tijd en oefening vereist. Probeer deze woorden regelmatig te gebruiken in uw dagelijkse gesprekken en luister naar hoe moedertaalsprekers ze gebruiken. Hierdoor zult u niet alleen de woorden zelf beter onthouden, maar ook hun juiste context en gebruik.

Veel succes met uw taalleeravontuur!

Talkpal is een AI-gestuurde taaltutor. Leer 57+ talen 5x sneller met revolutionaire technologie.

LEER SNELLER TALEN
MET AI

Leer 5x Sneller