50 essentiële woorden die u moet kennen voor Engels op A1-niveau

Het leren van een nieuwe taal kan een spannende maar soms overweldigende ervaring zijn. Of je nu Engels leert voor werk, reizen of gewoon voor de lol, het beheersen van de basiswoordenschat is een cruciale eerste stap. In dit artikel zullen we 50 essentiële woorden en uitdrukkingen bespreken die je moet kennen voor Engels op A1-niveau. Deze woorden zullen je helpen om basisgesprekken te voeren en je begrip van de taal te vergroten.

Persoonlijke voornaamwoorden

Persoonlijke voornaamwoorden zijn een van de eerste dingen die je moet leren in een nieuwe taal. Ze helpen je om te praten over jezelf en anderen.

1. **I** – ik
2. **You** – jij/u
3. **He** – hij
4. **She** – zij
5. **It** – het
6. **We** – wij
7. **They** – zij

Veelvoorkomende werkwoorden

Werkwoorden zijn de acties in een zin. Hier zijn enkele van de meest voorkomende werkwoorden die je op A1-niveau moet kennen.

8. **To be** – zijn
9. **To have** – hebben
10. **To do** – doen
11. **To go** – gaan
12. **To come** – komen
13. **To see** – zien
14. **To eat** – eten
15. **To drink** – drinken
16. **To speak** – spreken
17. **To read** – lezen

Basisnomen

Nomen (zelfstandige naamwoorden) zijn woorden die personen, plaatsen of dingen aanduiden. Hier zijn enkele basisnomen die je moet kennen.

18. **House** – huis
19. **Car** – auto
20. **Book** – boek
21. **Water** – water
22. **Food** – voedsel
23. **Friend** – vriend
24. **Family** – familie
25. **School** – school
26. **Work** – werk
27. **Day** – dag

Dagen van de week

Het is belangrijk om de dagen van de week te kennen, zodat je afspraken kunt maken en je week kunt plannen.

28. **Monday** – maandag
29. **Tuesday** – dinsdag
30. **Wednesday** – woensdag
31. **Thursday** – donderdag
32. **Friday** – vrijdag
33. **Saturday** – zaterdag
34. **Sunday** – zondag

Kleuren

Het kennen van de namen van kleuren is nuttig voor het beschrijven van objecten en je omgeving.

35. **Red** – rood
36. **Blue** – blauw
37. **Green** – groen
38. **Yellow** – geel
39. **Black** – zwart
40. **White** – wit

Bijvoeglijke naamwoorden

Bijvoeglijke naamwoorden beschrijven of geven meer informatie over een zelfstandig naamwoord. Hier zijn enkele basisbijvoeglijke naamwoorden die je moet kennen.

41. **Big** – groot
42. **Small** – klein
43. **Good** – goed
44. **Bad** – slecht
45. **Happy** – blij
46. **Sad** – verdrietig
47. **Hot** – heet
48. **Cold** – koud
49. **New** – nieuw
50. **Old** – oud

Slotgedachten

Het beheersen van deze 50 woorden en uitdrukkingen zal je een solide basis geven voor je Engelse taalvaardigheden op A1-niveau. Vergeet niet dat het leren van een taal een proces is dat tijd en oefening kost. Gebruik deze woorden regelmatig in gesprekken, schrijf ze op en probeer ze in verschillende zinnen te gebruiken. Hoe meer je oefent, hoe comfortabeler je zult worden met het gebruik van deze basiswoordenschat. Veel succes met je taalleerreis!

Talkpal is een AI-gestuurde taaltutor. Leer 57+ talen 5x sneller met revolutionaire technologie.

LEER SNELLER TALEN
MET AI

Leer 5x Sneller