Algemene Woorden
Het is cruciaal om een sterke basis te hebben van veelgebruikte woorden die in dagelijkse gesprekken voorkomen. Hier zijn enkele van de meest voorkomende woorden die je moet kennen:
– maður (man)
– kona (vrouw)
– barn (kind)
– hús (huis)
– bíll (auto)
– vinur (vriend)
– fjölskylda (familie)
– dagur (dag)
– nótt (nacht)
– vinna (werk)
Deze woorden vormen de basis van veel gesprekken en zijn essentieel voor het begrijpen van eenvoudige zinnen en contexten.
Werkwoorden
Werkwoorden zijn de ruggengraat van elke taal. Hier zijn enkele belangrijke werkwoorden die je moet beheersen voor het B2-niveau:
Regelmatige Werkwoorden
– að borða (eten)
– að lesa (lezen)
– að skrifa (schrijven)
– að tala (spreken)
– að læra (leren)
– að leika (spelen)
– að elska (houden van)
– að vinna (werken)
– að fara (gaan)
– að koma (komen)
Onregelmatige Werkwoorden
– að vera (zijn)
– að hafa (hebben)
– að gera (doen)
– að fara (gaan)
– að sjá (zien)
– að segja (zeggen)
– að vita (weten)
– að koma (komen)
– að taka (nemen)
– að gefa (geven)
Bijvoeglijke Naamwoorden
Bijvoeglijke naamwoorden helpen ons om meer details en specificaties te geven over zelfstandig naamwoorden. Hier zijn enkele belangrijke bijvoeglijke naamwoorden die je moet kennen:
– fallegur (mooi)
– sterkur (sterk)
– góður (goed)
– vondur (slecht)
– hár (hoog)
– lágur (laag)
– ungur (jong)
– gamall (oud)
– nýr (nieuw)
– gamal (oud)
Uitdrukkingen en Zinsconstructies
Om je taalvaardigheid naar een hoger niveau te tillen, is het belangrijk om vertrouwd te raken met uitdrukkingen en zinsconstructies die vaak in het dagelijks leven worden gebruikt.
Veelgebruikte Uitdrukkingen
– Hvernig hefurðu það? (Hoe gaat het met je?)
– Gaman að sjá þig! (Leuk je te zien!)
– Ég er svangur/svöng. (Ik ben hongerig.)
– Ég er þreyttur/þreytt. (Ik ben moe.)
– Hvað segirðu? (Wat zeg je?)
– Allt í lagi. (Alles in orde.)
– Hvað er klukkan? (Hoe laat is het?)
– Geturðu hjálpað mér? (Kun je me helpen?)
– Ég veit það ekki. (Ik weet het niet.)
– Góðan daginn! (Goede dag!)
Complexere Zinsconstructies
– Ég held að… (Ik denk dat…)
– Ég er að fara að… (Ik ben op het punt om te…)
– Þú ættir að… (Je zou moeten…)
– Það er mikilvægt að… (Het is belangrijk dat…)
– Ég vona að… (Ik hoop dat…)
– Hann sagði að… (Hij zei dat…)
– Ég trúi ekki að… (Ik geloof niet dat…)
– Ef ég væri þú… (Als ik jou was…)
– Ég veit ekki hvort… (Ik weet niet of…)
– Það er erfitt að… (Het is moeilijk om…)
Woorden voor Specifieke Situaties
Afhankelijk van de context waarin je de taal gebruikt, zijn er specifieke woorden die je moet kennen. Hier zijn enkele voorbeelden:
In de Supermarkt
– matur (eten)
– grænmeti (groenten)
– ávextir (fruit)
– kjöt (vlees)
– mjólk (melk)
– brauð (brood)
– smjör (boter)
– egg (eieren)
– sykur (suiker)
– kaffi (koffie)
In het Restaurant
– matseðill (menu)
– að panta (bestellen)
– forréttur (voorgerecht)
– aðalréttur (hoofdgerecht)
– eftirréttur (nagerecht)
– vatn (water)
– vín (wijn)
– bjór (bier)
– þjónn (ober/serveerster)
– reikningur (rekening)
Op het Werk
– fundur (vergadering)
– skrifstofa (kantoor)
– verkefni (project)
– samstarfsmaður (collega)
– stjóri (baas)
– tölvupóstur (e-mail)
– símtal (telefoongesprek)
– skýrslu (rapport)
– tímarammi (tijdschema)
– laun (salaris)
Conclusie
Het bereiken van het B2-niveau in het IJslands vereist een uitgebreide woordenschat en het vermogen om complexe zinsstructuren en uitdrukkingen te begrijpen en te gebruiken. Door regelmatig te oefenen met deze woorden en uitdrukkingen, zul je in staat zijn om je taalvaardigheid aanzienlijk te verbeteren. Vergeet niet dat consistentie de sleutel is tot succes bij het leren van een nieuwe taal. Veel succes met je taalleerreis en geniet van het proces van het ontdekken van de schoonheid van de IJslandse taal!