Een van de eerste dingen die u zult leren in elke taal zijn de basiswoorden en begroetingen. Deze vormen de ruggengraat van uw dagelijkse communicatie en helpen u om beleefd en sociaal te zijn.
– Labdien – Goedendag
– Labvakar – Goedenavond
– Labrīt – Goedemorgen
– Uz redzēšanos – Tot ziens
– Jā – Ja
– Nē – Nee
– Lūdzu – Alstublieft
– Paldies – Dank u
– Atvainojiet – Sorry
Vragen en zinnen voor dagelijkse communicatie
Het kunnen stellen van vragen en het begrijpen van eenvoudige zinnen is cruciaal voor effectieve communicatie. Hier zijn enkele veelvoorkomende vragen en zinnen die u vaak zult gebruiken.
– Kas tas ir? – Wat is dat?
– Cik tas maksā? – Hoeveel kost het?
– Kā jūs sauc? – Hoe heet u?
– Kā iet? – Hoe gaat het?
– Kāds ir jūsu tālruņa numurs? – Wat is uw telefoonnummer?
– Vai jūs runājat angliski? – Spreekt u Engels?
Familie en relaties
Het bespreken van uw familie en relaties is een belangrijk aspect van sociale interactie. Hier zijn enkele woorden die u zullen helpen om over uw familie te praten.
– Māte – Moeder
– Tēvs – Vader
– Brālis – Broer
– Māsa – Zus
– Vecmāmiņa – Grootmoeder
– Vectēvs – Grootvader
– Draugs – Vriend
– Draudzene – Vriendin
Eten en drinken
Het praten over eten en drinken is een essentieel onderdeel van het dagelijks leven. Of u nu boodschappen doet, uit eten gaat of een maaltijd bereidt, deze woorden zullen u zeker van pas komen.
– Brokastis – Ontbijt
– Pusdienas – Lunch
– Vakariņas – Diner
– Ūdens – Water
– Sula – Sap
– Kafija – Koffie
– Tēja – Thee
– Maize – Brood
– Siers – Kaas
– Ābols – Appel
Vervoer en reizen
Als u in Letland reist of zich door de stad verplaatst, is het handig om enkele basiswoorden en zinnen te kennen die met vervoer te maken hebben.
– Autobuss – Bus
– Vilciens – Trein
– Taksometrs – Taxi
– Lidmašīna – Vliegtuig
– Biļete – Ticket
– Stacija – Station
– Osta – Haven
– Ceļojums – Reis
Winkelen
Winkelen kan een plezierige activiteit zijn, vooral als u de juiste woorden kent om te gebruiken. Hier zijn enkele nuttige woorden en zinnen voor als u gaat winkelen.
– Veikals – Winkel
– Pārdevējs – Verkoper
– Klients – Klant
– Cena – Prijs
– Atlaide – Korting
– Skaits – Aantal
– Izmērs – Maat
– Krāsa – Kleur
Weer
Het weer is altijd een populair gespreksonderwerp. Hier zijn enkele woorden en uitdrukkingen die u zullen helpen om over het weer te praten.
– Laiks – Weer
– Saulains – Zonnig
– Lietus – Regen
– Sniegs – Sneeuw
– Auksts – Koud
– Karsts – Warm
– Mākoņains – Bewolkt
– Vējš – Wind
Gezondheid en noodsituaties
In geval van een noodsituatie is het belangrijk om enkele basiswoorden en zinnen te kennen die u kunnen helpen om hulp te vragen.
– Ārsts – Dokter
– Ātrā palīdzība – Ambulance
– Aptieka – Apotheek
– Zāles – Medicijnen
– Es jūtos slikti – Ik voel me niet goed
– Man sāp – Ik heb pijn
– Palīdziet! – Help!
Vrije tijd en hobby’s
Praten over uw vrije tijd en hobby’s kan een leuke manier zijn om mensen te leren kennen en gemeenschappelijke interesses te vinden.
– Lasīt – Lezen
– Rakstīt – Schrijven
– Skriešana – Hardlopen
– Peldēšana – Zwemmen
– Mūzika – Muziek
– Ceļošana – Reizen
– Fotografēšana – Fotografie
– Sports – Sport
Tijd en dagen van de week
Het kennen van de dagen van de week en hoe u de tijd kunt aangeven is essentieel voor het plannen van uw dagelijkse activiteiten.
– Pirmdiena – Maandag
– Otrdiena – Dinsdag
– Trešdiena – Woensdag
– Ceturtdiena – Donderdag
– Piektdiena – Vrijdag
– Sestdiena – Zaterdag
– Svētdiena – Zondag
– Stunda – Uur
– Minūte – Minuut
– Pulkstenis – Klok
Getallen
Het kunnen tellen en het kennen van getallen is een fundamenteel aspect van elke taal. Hier zijn de getallen van 1 tot 10 in het Lets.
– Viens – Een
– Divi – Twee
– Trīs – Drie
– Četri – Vier
– Pieci – Vijf
– Seši – Zes
– Septiņi – Zeven
– Astoņi – Acht
– Deviņi – Negen
– Desmit – Tien
Bijvoeglijke naamwoorden
Bijvoeglijke naamwoorden helpen ons om dingen te beschrijven en duidelijker te maken. Hier zijn enkele veelvoorkomende bijvoeglijke naamwoorden die u moet kennen.
– Liels – Groot
– Mazs – Klein
– Skaists – Mooi
– Gars – Lang
– Īss – Kort
– Labs – Goed
– Slikts – Slecht
– Jauns – Jong
– Vecs – Oud
Werkwoorden
Werkwoorden zijn de actiewoorden in zinnen en zijn essentieel voor het uitdrukken van wat u doet. Hier zijn enkele basiswerkwoorden die u moet kennen.
– Būt – Zijn
– Darīt – Doen
– Redzēt – Zien
– Dzirdēt – Horen
– Runāt – Spreken
– Rakstīt – Schrijven
– Lasīt – Lezen
– Ēst – Eten
– Dzert – Drinken
– Spēlēt – Spelen
Kleuren
Kleuren helpen ons om de wereld om ons heen te beschrijven. Hier zijn enkele basis Letse woorden voor kleuren.
– Sarkans – Rood
– Zils – Blauw
– Dzeltens – Geel
– Zaļš – Groen
– Balts – Wit
– Melns – Zwart
– Brūns – Bruin
– Oranžs – Oranje
– Rozā – Roze
– Pelēks – Grijs
Voorzetsels
Voorzetsels geven ons extra informatie over tijd, plaats en richting. Hier zijn enkele veelvoorkomende Letse voorzetsels.
– Uz – Op
– Pie – Bij
– Zem – Onder
– Virzienā – Naar
– No – Van
– Ar – Met
– Bez – Zonder
– Par – Over
– Līdz – Tot
Conclusie
Het leren van deze basiswoorden en zinnen zal u helpen om uw Letse taalvaardigheden te verbeteren en u meer zelfvertrouwen te geven in uw dagelijkse communicatie. Blijf oefenen en gebruik deze woorden zoveel mogelijk in uw gesprekken. Onthoud dat taal leren tijd en geduld vergt, maar met doorzettingsvermogen zult u snel vooruitgang boeken. Veel succes met uw Letse taalleerreis!