Nepalees is een fascinerende en rijke taal die gesproken wordt door miljoenen mensen in Nepal. Als u net begint met het leren van Nepalees, is het belangrijk om te beginnen met de basiswoorden en -zinnen die vaak worden gebruikt in alledaagse gesprekken. In dit artikel zullen we enkele essentiƫle Nepalese woorden bespreken die u moet kennen voor het A1-niveau. Deze woorden zullen u helpen om eenvoudige gesprekken te voeren en een basiswoordenschat op te bouwen die u verder kunt uitbreiden naarmate u meer vertrouwd raakt met de taal.
Begroetingen en beleefdheidsvormen
In elke taal zijn begroetingen en beleefdheidsvormen essentieel voor het starten van een gesprek. Hier zijn enkele basisbegroetingen in het Nepalees:
– Namaste (ą¤Øą¤®ą¤øą„ą¤¤ą„) – Hallo / Tot ziens
– Subha Prabhat (ą¤øą„ą¤ ą¤Ŗą„ą¤°ą¤ą¤¾ą¤¤) – Goedemorgen
– Subha Sandhya (ą¤øą„ą¤ ą¤øą¤Øą„ą¤§ą„ą¤Æą¤¾) – Goedenavond
– Dhanyabad (ą¤§ą¤Øą„ą¤Æą¤µą¤¾ą¤¦) – Dank u
– Kripaya (ą¤ą„ą¤Ŗą¤Æą¤¾) – Alstublieft
– Maaf garnuhos (ą¤®ą¤¾ą¤« ą¤ą¤°ą„ą¤Øą„ą¤¹ą„ą¤øą„) – Sorry / Excuseer
Introducties
Wanneer u iemand ontmoet, wilt u uzelf kunnen voorstellen en meer over de ander te weten komen. Hier zijn enkele nuttige woorden en zinnen:
– Mero naam … ho (ą¤®ą„ą¤°ą„ ą¤Øą¤¾ą¤® … ą¤¹ą„) – Mijn naam is …
– Tapaai ko naam ke ho? (ą¤¤ą¤Ŗą¤¾ą¤ą¤ą¤ą„ ą¤Øą¤¾ą¤® ą¤ą„ ą¤¹ą„?) – Wat is uw naam?
– Ma … baata aayeko ho (ą¤®ą¤¾ … ą¤¬ą¤¾ą¤ ą¤ą¤ą¤ą„ ą¤¹ą„) – Ik kom uit …
– Tapaai kasto hunuhunchha? (ą¤¤ą¤Ŗą¤¾ą¤ą¤ ą¤ą¤øą„ą¤¤ą„ ą¤¹ą„ą¤Øą„ą¤¹ą„ą¤Øą„ą¤?) – Hoe gaat het met u?
– Malai sanchai chha (ą¤®ą¤²ą¤¾ą¤ ą¤øą¤Øą„ą¤ą„ ą¤) – Het gaat goed met mij
Familie en relaties
Het bespreken van familie en relaties is een veelvoorkomend onderwerp in gesprekken. Hier zijn enkele basiswoorden die u kunt gebruiken:
– Baa (ą¤¬ą¤¾) – Vader
– Aama (ą¤ą¤®ą¤¾) – Moeder
– Dai (ą¤¦ą¤¾ą¤) – Oudere broer
– Bhai (ą¤ą¤¾ą¤) – Jongere broer
– Didi (ą¤¦ą¤æą¤¦ą„) – Oudere zus
– Baini (ą¤¬ą¤¹ą¤æą¤Øą„) – Jongere zus
– Sathi (ą¤øą¤¾ą¤„ą„) – Vriend
– Pati (ą¤Ŗą¤¤ą¤æ) – Echtgenoot
– Patni (ą¤Ŗą¤¤ą„ą¤Øą„) – Echtgenote
Getallen en tellen
Het kunnen tellen en getallen begrijpen is cruciaal in elke taal. Hier zijn de basisgetallen in het Nepalees:
– Ek (ą¤ą¤) – EĆ©n
– Dui (ą¤¦ą„ą¤) – Twee
– Tin (ą¤¤ą„ą¤Ø) – Drie
– Char (ą¤ą¤¾ą¤°) – Vier
– Panch (ą¤Ŗą¤¾ą¤ą¤) – Vijf
– Chha (ą¤) – Zes
– Saat (ą¤øą¤¾ą¤¤) – Zeven
– Aath (ą¤ą¤ ) – Acht
– Nau (ą¤Øą„) – Negen
– Das (ą¤¦ą¤¶) – Tien
Kleuren en beschrijvingen
Kleuren zijn belangrijk bij het beschrijven van objecten en situaties. Hier zijn enkele basisnamen van kleuren:
– Seto (ą¤øą„ą¤¤ą„) – Wit
– Kalo (ą¤ą¤¾ą¤²ą„) – Zwart
– Rato (ą¤°ą¤¾ą¤¤ą„) – Rood
– Nilo (ą¤Øą„ą¤²ą„) – Blauw
– Hariyo (ą¤¹ą¤°ą¤æą¤Æą„) – Groen
– Pahelo (ą¤Ŗą¤¹ą„ą¤²ą„) – Geel
Daarnaast kunt u deze beschrijvende woorden gebruiken:
– Thulo (ą¤ ą„ą¤²ą„) – Groot
– Sano (ą¤øą¤¾ą¤Øą„) – Klein
– Lamo (ą¤²ą¤¾ą¤®ą„) – Lang
– Chhoto (ą¤ą„ą¤ą„) – Kort
– Ramro (ą¤°ą¤¾ą¤®ą„ą¤°) – Mooi
– Na ramro (ą¤Ø ą¤°ą¤¾ą¤®ą„ą¤°) – Lelijk
Dagelijkse activiteiten
Hier zijn enkele basiswoorden en zinnen die u kunt gebruiken om uw dagelijkse activiteiten te beschrijven:
– Khane (ą¤ą¤¾ą¤Øą„) – Eten
– Pani (ą¤Ŗą¤¾ą¤Øą„) – Water
– Padne (ą¤Ŗą¤¢ą„ą¤Øą„) – Lezen / Studeren
– Kam garnu (ą¤ą¤¾ą¤® ą¤ą¤°ą„ą¤Øą„) – Werken
– Ghumna (ą¤ą„ą¤®ą„ą¤Ø) – Wandelen / Reizen
– TV hernu (ą¤ą¤æą¤ą„ ą¤¹ą„ą¤°ą„ą¤Øą„) – TV kijken
Locaties en richtingen
Het kennen van de namen van verschillende locaties en richtingen is essentieel om zich te kunnen verplaatsen. Hier zijn enkele basiswoorden:
– Ghar (ą¤ą¤°) – Huis
– Skul (ą¤øą„ą¤ą„ą¤²) – School
– Bajar (ą¤¬ą¤ą¤¾ą¤°) – Markt
– Rasta (ą¤°ą¤¾ą¤øą„ą¤¤ą¤¾) – Weg
– Uta (ą¤ą¤¤ą¤¾) – Daar
– Yata (ą¤Æą¤¹ą¤¾ą¤) – Hier
– Mathi (ą¤®ą¤¾ą¤„ą¤æ) – Boven
– Tala (ą¤¤ą¤²) – Beneden
Voedsel en drinken
Eten en drinken zijn belangrijke onderwerpen in elke cultuur. Hier zijn enkele basiswoorden die u kunt gebruiken:
– Bhat (ą¤ą¤¾ą¤¤) – Rijst
– Roti (ą¤°ą„ą¤ą„) – Brood
– Tarkari (ą¤¤ą¤°ą¤ą¤¾ą¤°ą„) – Groenten
– Masu (ą¤®ą¤¾ą¤øą„) – Vlees
– Chiya (ą¤ą¤æą¤Æą¤¾) – Thee
– Dudh (ą¤¦ą„ą¤§) – Melk
Tijd en dagen van de week
Het kennen van de namen van de dagen van de week en het begrijpen van tijd is essentieel voor het maken van afspraken en het plannen van uw dag. Hier zijn de dagen van de week in het Nepalees:
– Aaitabar (ą¤ą¤ą¤¤ą¤¬ą¤¾ą¤°) – Zondag
– Somabar (ą¤øą„ą¤®ą¤¬ą¤¾ą¤°) – Maandag
– Mangalbar (ą¤®ą¤ą¤ą¤²ą¤¬ą¤¾ą¤°) – Dinsdag
– Budhabar (ą¤¬ą„ą¤§ą¤¬ą¤¾ą¤°) – Woensdag
– Bihibar (ą¤¬ą¤æą¤¹ą¤æą¤¬ą¤¾ą¤°) – Donderdag
– Shukrabar (ą¤¶ą„ą¤ą„ą¤°ą¤¬ą¤¾ą¤°) – Vrijdag
– Sanibar (ą¤¶ą¤Øą¤æą¤¬ą¤¾ą¤°) – Zaterdag
Enkele woorden om de tijd aan te geven:
– Ghanta (ą¤ą¤£ą„ą¤ą¤¾) – Uur
– Minute (ą¤®ą¤æą¤Øą„ą¤) – Minuut
– Samaya (ą¤øą¤®ą¤Æ) – Tijd
Vragen en antwoorden
Het stellen van vragen en het geven van antwoorden is essentieel voor elke conversatie. Hier zijn enkele basisvragen en mogelijke antwoorden:
– Ke? (ą¤ą„?) – Wat?
– Kun? (ą¤ą„ą¤Ø?) – Welke?
– Kaha? (ą¤ą¤¹ą¤¾?) – Waar?
– Kina? (ą¤ą¤æą¤Ø?) – Waarom?
– Kati? (ą¤ą¤¤ą¤æ?) – Hoeveel?
Mogelijke antwoorden:
– Ho (ą¤¹ą„) – Ja
– Hoina (ą¤¹ą„ą¤ą¤Ø) – Nee
– Thik chha (ą¤ ą¤æą¤ ą¤) – Oke
– Malai thaha chhaina (ą¤®ą¤²ą¤¾ą¤ ą¤„ą¤¾ą¤¹ą¤¾ ą¤ą„ą¤Ø) – Ik weet het niet
Conclusie
Het leren van een nieuwe taal kan een uitdaging zijn, maar met de juiste basiswoordenschat kunt u al snel eenvoudige gesprekken voeren en uw begrip van de taal vergroten. De woorden en zinnen die we in dit artikel hebben besproken, bieden een goede start voor iedereen die Nepalees op A1-niveau wil leren. Blijf oefenen en breid uw woordenschat geleidelijk uit, en u zult merken dat u steeds meer vertrouwen krijgt in uw taalvaardigheid. Veel succes met uw taalreis!