Het leren van groeten en beleefdheidsvormen is een van de eerste stappen bij het leren van een nieuwe taal. Hier zijn enkele veelvoorkomende woorden en zinnen in het Marathi:
– Namaskar (नमस्कार) – Hallo
– Shubha sakal (शुभ सकाळ) – Goedemorgen
– Shubha sandhya (शुभ संध्याकाळ) – Goedenavond
– Dhanyavad (धन्यवाद) – Dank u
– Krupaya (कृपया) – Alstublieft
– Ho (हो) – Ja
– Nahi (नाही) – Nee
Familie en relaties
Het begrijpen van woorden die verband houden met familie en relaties is essentieel voor dagelijkse gesprekken. Hier zijn enkele belangrijke termen:
– Aai (आई) – Moeder
– Baba (बाबा) – Vader
– Bhau (भाऊ) – Broer
– Bahini (बहिणी) – Zus
– Ajo (आजोबा) – Grootvader
– Aji (आजी) – Grootmoeder
Nummers en tellen
Nummers zijn cruciaal in elke taal, vooral wanneer u boodschappen doet of de tijd vraagt. Hier zijn de nummers van 1 tot 10 in het Marathi:
– Ek (एक) – Eén
– Don (दोन) – Twee
– Teen (तीन) – Drie
– Char (चार) – Vier
– Paanch (पाच) – Vijf
– Saha (सहा) – Zes
– Saat (सात) – Zeven
– Aath (आठ) – Acht
– Nau (नऊ) – Negen
– Dahaa (दहा) – Tien
Dagen van de week
Het kennen van de dagen van de week is handig voor het plannen en begrijpen van gesprekken over tijd:
– Ravivar (रविवार) – Zondag
– Somvar (सोमवार) – Maandag
– Mangalvar (मंगळवार) – Dinsdag
– Budhvar (बुधवार) – Woensdag
– Guruvar (गुरुवार) – Donderdag
– Shukravar (शुक्रवार) – Vrijdag
– Shanivar (शनिवार) – Zaterdag
Eten en drinken
Voedsel is een integraal onderdeel van de cultuur en het dagelijks leven. Hier zijn enkele basistermen die u moet kennen:
– Annas (अन्न) – Voedsel
– Pani (पाणी) – Water
– Chaha (चहा) – Thee
– Dudha (दूध) – Melk
– Bhakri (भाकरी) – Brood
– Bhat (भात) – Rijst
– Shak (भाजी) – Groenten
Kleuren
Het benoemen van kleuren is een basisvaardigheid bij het leren van een nieuwe taal:
– Lal (लाल) – Rood
– Piwla (पिवळा) – Geel
– Hirwa (हिरवा) – Groen
– Nila (निळा) – Blauw
– Kaala (काळा) – Zwart
– Paandhara (पांढरा) – Wit
Veelvoorkomende werkwoorden
Werkwoorden zijn de bouwstenen van zinnen. Hier zijn enkele veelvoorkomende werkwoorden in het Marathi:
– Karnar (करणार) – Doen
– Khaanar (खाणार) – Eten
– Pinaar (पिणार) – Drinken
– Janaar (जाणार) – Gaan
– Yenar (येणार) – Komen
– Bolnaar (बोलणार) – Spreken
– Ghenar (घेणार) – Nemen
Veelvoorkomende zinnen
Het begrijpen en gebruiken van veelvoorkomende zinnen kan u helpen om basisgesprekken te voeren:
– Tu kase aahes? (तू कसा आहेस?) – Hoe gaat het met jou? (tegen een man)
– Tu kashi aahes? (तू कशी आहेस?) – Hoe gaat het met jou? (tegen een vrouw)
– Mi thik ahe (मी ठीक आहे) – Met mij gaat het goed
– Mala marathi yete (मला मराठी येते) – Ik spreek Marathi
– Tu kuthun aahes? (तू कुठून आहेस?) – Waar kom je vandaan?
– Mi Netherlands madhun ahe (मी नेदरलँड्स मधून आहे) – Ik kom uit Nederland
Locaties en richtingen
Weten hoe u locaties en richtingen moet vragen en begrijpen is essentieel, vooral als u zich in een nieuwe omgeving bevindt:
– Kuthe (कुठे) – Waar
– Javal (जवळ) – Dichtbij
– Lamb (लांब) – Ver
– Ugavya (उजवीकडे) – Rechts
– Davya (डावीकडे) – Links
– Samor (समोर) – Voor
– Pudhe (पुढे) – Vooruit
– Maghe (मागे) – Achter
Tijd
Het begrijpen en benoemen van tijd is een andere cruciale vaardigheid:
– Vajle (वाजले) – Uur
– Ardhaa (अर्धा) – Half
– Ek vajle (एक वाजले) – Eén uur
– Saha vajle (सहा वाजले) – Zes uur
– Aath vajun pannas minita (आठ वाजून पन्नास मिनिटे) – Tien voor negen
Conclusie
Het leren van een nieuwe taal kan uitdagend zijn, maar het beheersen van basiswoorden en -zinnen kan een solide basis bieden voor verdere studie. Door de bovenstaande Marathi-woorden en -zinnen te leren, zult u beter in staat zijn om eenvoudige gesprekken te voeren en uw weg te vinden in een Marathi-sprekende omgeving. Blijf oefenen en wees niet bang om fouten te maken – taal leren is een proces en elke stap brengt u dichter bij vloeiendheid.