Leer sneller talen met AI

Leer 5x sneller!

+ 52 Talen
Start learning

IJslandse woorden die u moet kennen voor A1-niveau


Begroetingen en basiszinnen


Het leren van een nieuwe taal kan een uitdagende maar ook een zeer bevredigende ervaring zijn. Als je net begint met het leren van IJslands, is het belangrijk om een sterke basis te leggen met een aantal fundamentele woorden en uitdrukkingen. In dit artikel zullen we enkele essentiële IJslandse woorden en zinnen bespreken die u moet kennen om het A1-niveau te bereiken. Deze woorden en zinnen zullen u helpen om eenvoudige gesprekken te voeren en een basisbegrip van de taal te ontwikkelen.

The most efficient way to learn a language

Try Talkpal for free

Begroetingen en basiszinnen

Een van de eerste dingen die u moet leren in elke taal, zijn de begroetingen en basiszinnen. Deze woorden en zinnen zullen u helpen om beleefd en respectvol te zijn in uw interacties met anderen.

– Hallo: Halló
– Goedemorgen: Góðan daginn
– Goedenavond: Góða kvöldið
– Tot ziens: Bless of Vertu blessaður (voor mannen) / Vertu blessuð (voor vrouwen)
– Ja:
– Nee: Nei
– Alstublieft: Vinsamlegast
– Dank u: Takk of Takk fyrir
– Graag gedaan: Verði þér að góðu
– Excuseer: Afsakið

Persoonlijke voornaamwoorden

Persoonlijke voornaamwoorden zijn een ander belangrijk onderdeel van uw basiswoordenschat. Ze helpen u om duidelijk te maken over wie of wat u praat.

– Ik: Ég
– Jij: Þú
– Hij: Hann
– Zij: Hún
– Het: Það
– Wij: Við
– Jullie: Þið
– Zij (meervoud): Þeir (mannelijk), Þær (vrouwelijk), Þau (onzijdig)

Familie en vrienden

Het kennen van de woorden voor familieleden en vrienden is essentieel voor het beschrijven van uw sociale kring en het voeren van gesprekken over uw persoonlijke leven.

– Vader: Faðir of Pabbi
– Moeder: Móðir of Mamma
– Broer: Bróðir
– Zus: Systir
– Opa: Afi
– Oma: Amma
– Vriend: Vinur
– Vriendin: Vinkona

Nummers en tellen

Het kunnen tellen en het kennen van de basisnummers is cruciaal voor veel dagelijkse activiteiten, zoals winkelen en afspraken maken.

– Een: Einn
– Twee: Tveir
– Drie: Þrír
– Vier: Fjórir
– Vijf: Fimm
– Zes: Sex
– Zeven: Sjö
– Acht: Átta
– Negen: Níu
– Tien: Tíu

Kleuren

Kleuren zijn een andere essentiële woordenschatcategorie die u zal helpen om uw omgeving te beschrijven en te begrijpen.

– Rood: Rauður
– Blauw: Blár
– Groen: Grænn
– Geel: Gulur
– Zwart: Svartur
– Wit: Hvítur

Dagen van de week

Het kennen van de dagen van de week is belangrijk voor het plannen van uw week en het begrijpen van afspraken en schema’s.

– Maandag: Mánudagur
– Dinsdag: Þriðjudagur
– Woensdag: Miðvikudagur
– Donderdag: Fimmtudagur
– Vrijdag: Föstudagur
– Zaterdag: Laugardagur
– Zondag: Sunnudagur

Maanden van het jaar

Net als de dagen van de week, is het kennen van de maanden van het jaar belangrijk voor het plannen en begrijpen van data.

– Januari: Janúar
– Februari: Febrúar
– Maart: Mars
– April: Apríl
– Mei: Maí
– Juni: Júní
– Juli: Júlí
– Augustus: Ágúst
– September: September
– Oktober: Október
– November: Nóvember
– December: Desember

Eten en drinken

Het kunnen praten over eten en drinken is cruciaal voor elke taal. Dit zal u helpen in restaurants, supermarkten en tijdens het koken.

– Brood: Brauð
– Melk: Mjólk
– Water: Vatn
– Koffie: Kaffi
– Thee: Te
– Vlees: Kjöt
– Vis: Fiskur
– Groenten: Grænmeti
– Fruit: Ávextir
– Appel: Epli
– Banaan: Banan

Werkwoorden

Werkwoorden zijn een belangrijk onderdeel van elke taal. Hier zijn enkele basiswerkwoorden die u moet kennen.

– Zijn: Að vera
– Hebben: Að hafa
– Gaan: Að fara
– Komen: Að koma
– Eten: Að borða
– Drinken: Að drekka
– Lezen: Að lesa
– Schrijven: Að skrifa
– Zien: Að sjá
– Horen: Að heyra

Bijvoeglijke naamwoorden

Bijvoeglijke naamwoorden helpen u om dingen te beschrijven en uw zinnen meer detail te geven.

– Groot: Stór
– Klein: Lítill
– Mooi: Fallegur
– Lelijk: Ljótur
– Oud: Gamall
– Nieuw: Nýr
– Goed: Góður
– Slecht: Slæmur
– Warm: Heitur
– Koud: Kaldur

Vragen stellen

Het kunnen stellen van vragen is essentieel voor het voeren van gesprekken en het verkrijgen van informatie.

– Wat?: Hvað?
– Wie?: Hver?
– Waar?: Hvar?
– Wanneer?: Hvenær?
– Waarom?: Af hverju?
– Hoe?: Hvernig?

Voorbeelden van vragen

– Wat is dit?: Hvað er þetta?
– Wie is hij?: Hver er hann?
– Waar is de winkel?: Hvar er búðin?
– Wanneer begint de film?: Hvenær byrjar myndin?
– Waarom ben je hier?: Af hverju ertu hér?
– Hoe gaat het met jou?: Hvernig hefur þú það?

Dagelijkse activiteiten

Het kunnen praten over uw dagelijkse activiteiten is belangrijk om eenvoudige gesprekken te voeren over uw leven.

– Opstaan: Að vakna
– Douchen: Að fara í sturtu
– Ontbijten: Að borða morgunmat
– Werken: Að vinna
– Studeren: Að læra
– Naar huis gaan: Að fara heim
– Slapen: Að sofa

Locaties en plaatsen

Het kennen van de namen van verschillende locaties en plaatsen helpt u om te navigeren en eenvoudige instructies te begrijpen.

– Huis: Hús
– School: Skóli
– Winkel: Búð
– Restaurant: Veitingastaður
– Straat: Gata
– Stad: Bær of Borg
– Land: Land
– Zee: Sjór

Weer

Het weer is een veelvoorkomend gespreksonderwerp. Hier zijn enkele woorden die u moet kennen om over het weer te praten.

– Zon: Sól
– Regen: Rigning
– Sneeuw: Snjór
– Wind: Vindur
– Warm: Heitt
– Koud: Kalt
– Wolk: Ský
– Storm: Stormur

Gezondheid

Het kunnen praten over uw gezondheid is cruciaal, vooral in noodgevallen.

– Dokter: Læknir
– Ziekenhuis: Sjúkrahús
– Medicijn: Lyf
– Pijn: Verkur
– Ziek: Veikur
– Gezond: Heilbrigður

Voornaamste vervoersmiddelen

Het kennen van de namen van vervoersmiddelen helpt u om te reizen en te begrijpen hoe u van de ene plaats naar de andere komt.

– Auto: Bíll
– Bus: Strætó
– Trein: Lest
– Vliegtuig: Flugvél
– Fiets: Reiðhjól
– Boot: Bátur

Activiteiten en hobby’s

Het praten over uw hobby’s en activiteiten helpt u om gemeenschappelijke interesses te vinden en gesprekken te voeren over uw vrije tijd.

– Lezen: Að lesa
– Schrijven: Að skrifa
– Tekenen: Að teikna
– Zingen: Að syngja
– Dansen: Að dansa
– Koken: Að elda
– Sporten: Að stunda íþróttir

Voorzetsels

Voorzetsels helpen u om de relaties tussen verschillende woorden in een zin te begrijpen en te beschrijven.

– In: Í
– Op: Á
– Onder: Undir
– Naast: Við hliðina á
– Voor: Fyrir framan
– Achter: Aftan við
– Tussen: Milli
– Met: Með
– Zonder: An

Conclusie

Het beheersen van deze basiswoorden en zinnen is een belangrijke eerste stap in het leren van het IJslands. Door deze woorden te oefenen en in uw dagelijkse gesprekken te integreren, zult u merken dat u sneller vooruitgang boekt en meer vertrouwen krijgt in uw taalvaardigheid. Vergeet niet om regelmatig te oefenen en geduldig te zijn met uzelf. Het leren van een nieuwe taal kost tijd en moeite, maar de beloning is het zeker waard. Veel succes met uw IJslandse taalreis!

Download talkpal app
Learn anywhere anytime

Talkpal is an AI-powered language tutor. It’s the most efficient way to learn a language. Chat about an unlimited amount of interesting topics either by writing or speaking while receiving messages with realistic voice.

QR Code
App Store Google Play
Get in touch with us

Talkpal is a GPT-powered AI language teacher. Boost your speaking, listening, writing, and pronunciation skills – Learn 5x Faster!

Instagram TikTok Youtube Facebook LinkedIn X(twitter)

Languages

Learning


Talkpal, Inc., 2810 N Church St, Wilmington, Delaware 19802, US

© 2025 All Rights Reserved.


Trustpilot